Kleinigheden.
Een beroemd geneesheer werd in dronken toestand bij eene voorname patient geroepen. - Hij trof haar te bed, zette zich neer, haalde zijne horlogie voor den dag en begon hare polsslagen te tellen. In zijn roes kon hij daar niet goed mêe te recht komen, en zijne horlogie weer bij zich stekende, bromde hij met verwijt tot zichzelf tusschen de tanden: ‘Waarlijk, ge zijt erg dronken’. Daarop ried hij de dame aan, te bed te blijven en beloofde morgen te zullen terugkomen. - Maar reeds vroeg in den ochtend van den volgenden dag ontving hij een eigenhandig schrijven van de dame. ‘Waarde Dokter’, schreef zij, ‘gij hebt gelijk, ik kan het niet ontkennen; maar ik bid u: zeg geen sterveling een enkel woord, in welken toestand gij mij hebt aangetroffen, en heb de goedheid inliggend honorarium (eene banknoot van 50 franks) voor uw bezoek aan te nemen’.
***
Een geneesheer te Brussel werd geroepen bij eene adellijke dame. ‘Nu, hoe gaat het u, Mevrouw?’ sprak hij haar met zijne gewone goedhartigheid toe. - ‘Ik ben barones’, hernam deze gekrenkt. ‘O, dat spijt mij zeer’, antwoordde de geneesheer ‘maar van die kwaal kan ik u niet genezen’. Tegelijk nam hij hoed en stok en verwijderde zich.
***
Iemand vroeg aan een schilder, waarom men Bacchus nu eens als een jongeling, dan weer als een woesten grijsaard, met langen baard en horens, maar altoos naakt afbeeldde. ‘Ik zal het u verklaren’, zeide de schilder. ‘De ouden wilden daardoor de verschillende uitwerkingen van den wijn te kennen geven: levenslust en toorn. De jonge Bacchus duidt het eerste, de oude het laatste aan. De horens beteekenen de wildheid en woestheid van den beschonkene, terwijl bovendien oudtijds uit horens gedronken werd. “In den wijn is waarheid?” zegt een oud spreekwoord, en daar de waarheid altoos naakt is, stellen wij Bacchus ook voor in puris naturalibus.’
***
Een beroemd zanger trad in 't huwelijk. Eenigen tijd daarna verzocht men hem, in een gezelschap een aria te zingen. ‘Vergun mij,’ zoo sprak hij, ‘dat ik doe als de nachtegaals, die niet meer zingen, wanneer zij hun nest hebben gebouwd.’