Hoe men zich een Martelaar maakt.
In de borst van ieder mensch sluimert eene ontzettende kiem van waanzinnigheid. Strijd door middel van alle opwekkende en werkzame krachten, opdat deze niet ontwake.
Von Feuchtersleben.
Onder de treurige verschijnselen die onze verlichte eeuw oplevert, is er een, dat de bezorgdheid van elk weidenkenden natuurgenoot in hooge mate moet wekken. Het is het feit, dat het cijfer der officieel erkende krankzinnigen, dat zijn zij die in daartoe bestemde inrichtingen verpleegd worden, in alle beschaafde landen van jaar tot jaar toeneemt. Of men nu uit dit feit recht heeft te besluiten, dat de krankzinnigheid bij vroegere eeuwen in verhouding der bevolking is toegenomen, dat is eene tweede zaak, waarin wij ons geene partij stellen willen, omdat wij thans niet wenschen te spreken over verklaarde geestverbijsterden, maar over de groote scharen van zenuwlijders, die wij meer dan ooit ontmoeten in onze gezelschapszalen, op onze concerten, in onze kerken, in het stille vertrek van den geleerde zoowel als op de bedrijvige handelsbeurs, in het bedompte bureel van den ambtenaar zoowel als in het benauwde kantoor van den handelsman, in het rijke boudoir zoowel als op het schamele dakkamertje, waar niet.... tot zelfs in de bewaarschool!
Dat zijn allen candidaten voor het krankzinnigenhuis, indien zij in tijds geene orde en regelmaat inachtnemen in de verrichtingen, die door middel van die zilverglanzende vezelen, in ons lichaam verspreid, plaats hebben.
Zeker mag het geene tegenspraak vinden, dnt het aantal zenuwlijders in de laatste jaren onzer eeuw ontzaglijk is toegenomen. Hoezeer zij er tegen op zouden komen, zou ik echter geen oogenblik aarzelen, om hun den een of anderen vorm van krankzinnigheid toe te kennen. En vele van die lijders zijn nog gevaarlijker voor de maatschappij dan de erkende zielszieken, want men zal zich wel wachten deze in hunne woorden en daden na te volgen, terwijl de eerstgenoemden door hunne hartstochtelijkheid de verleiding tot navolging prikkelen. Stellen we ons toch voor een vurig ijveraar voor de een of andere staatkundige richting, een dwependen voorstander van deze of gene philosophische leer, een aanbidder der kunst, een dolzinnigen ondernemer van allerlei handelsbetrekkingen, een speculant à la hausse of à la baisse in Spanjaarden, Turken of Peruanen in olie, granen of wat ge maar wilt, bij die allen zal de menschenkenner een aanleg vinden om eenmaal onder de erkende dwaallichten gerekend te worden. Zoolang dat niet het geval is, kunnen zij zich zelven en anderen vrij wat nadeel berokkenen. Daargelaten de oorzaken, die buiten het lichaam zich openbaren, kunnen namelijk zekere deelen der hersenen in zulk een staat van overprikkeling geraken, dat denken, willen en handelen niet meer naar behooren plaats grijpen.
Maar nog op eene andere manier kan men dit doel bereiken. Men gewenne zijne kinderen van jongs af aan al hunne grillen en luimen te gehoorzamen, men late ze steeds onder toezicht van onbeschaafde dienstboden, die ze plagen en tergen kunnen naar hartelust. Men diene ze rijkelijk en prikkelend voedsel toe en veroorlove hun zoo weinig mogelijk beweging in de vrije lucht. Daarentegen late men ze uren achtereen in benauwde schoollokalen zitten, daarna veel huiswerk verrichten, neme ze tot afwisseling naar een bal, concert of comedie en doorvoede ze later met romans of dergelijke lectuur. Men zorge daarbij, dat ze steeds in eene broeikaswarmte verkeeren, en men zal weldra de voldoening smaken een martelaar van zijne zenuwen te hebben gevormd.
Het behoort dan ook tot de behoeften van het hedendaagsch leven, om telken jare, als men in den winter zijne zenuwen in de war heeft gebracht, tegen Mei of Juni als trekvogels bij gansche scharen naar alle windstreken te reizen en daar het lichaam in- en uitwendig met water en zuivere lucht te drenken, om zoodoende zijne zenuwen weder op hun verhaal te brengen en nieuwe krachten te verzamelen,... om ze daarna op nieuw te ontstemmen!
Dat reizen voor zijne gezondheid, dat gebruiken van baden tot versterking zijner zenuwen.... is niets dan zelfmisleiding. Of zou men meenen overspannen zenuwen tot bedaren te kunnen brengen door al die vermoeienissen van de reis, door al de ergernissen die men daarbij moet doorstaan, door al de wanorde waaraan men zich blootstelt, door al die menigte van indrukken, die men in vliegende vaart zijn geest laat voorbijgaan, door al de hartstochten die daarbij gewekt worden? Beeld men zich werkelijk in, dat het drinken van een paar glazen staalwater veel zal baten als men den ganschen dag en avond in ijdele jacht naar vermaak en schitteren doorbrengt, zich aan eene rijkelijke tafel te goed doet en er overigens op doorleeft... gelijk God in Frankrijk? Die dat denkt bedriegt zich schromelijk. Neen, met uw geld werpt ge nog het restje kracht, dat ge meêbracht, in de kas van den hospes.
Ons zenuwstelsel wordt helaas maar al te zeer als een snareninstrument beschouwd, dat door de woeste grepen van een hartstochtelijk liefhebber deerlijk ontstemd, telkens gestemd moet worden, om voor een poosje weder harmonische geluiden te kunnen voortbrengen. Neen, die herhaalde ontstemming onzer zenuwen laat zich niet zoo gemakkelijk terechtbrengen; zij laat een blijvender indruk achter, dan de ontstemde snaren van een muziekinstrument. De herhaalde ontstemmingen onzer zenuwen gaan gepaard met verwoesting van het weefsel of wijziging van de stofwisseling in de edelste organen, waardoor die ‘ontzettende kiem van waanzinnigheid’ tot ontwikkeling kan komen.
Van alle organen onzes lichaams is het zenuwstelsel het gewichtigste; zonder dit kunnen wij ons geen leven voorstellen. Het is de zetel van het denken, willen en gevoelen. Verrassend schoon is aan elk onderdeel zijne bijzondere taak aangewezen, waarvan het zich met bewonderenswaardige stiptheid en snelheid kwijt. De wetenschap heeft de wetten en werkingen doorgrond die het regeert, maar het hoe blijft en zal wel altijd voor haar een raadsel blijven.
Daar zetelt hoog in den schedel die half-weeke, grijze en witte massa, die wij hersenen noemen en die het middenpunt van ons denken, willen en waarnemen uitmaakt. Vandaaruit gaat eene dikke streng zenuwbundels door het beenig kanaal van den ruggegraat, door welks tusschenruimte zich weder tallooze kleinere strengen naar alle lichaamsdeelen ter beweging verspreiden. In de borst- en buikholten bevindt zich eene kleine republiek van zenuwbundels, en knoopen, die als geheimzinnige werklieden, ons ondanks, de voornaamste verrichtingen van het stoffelijk leven: den bloedsomloop, de ademhaling en de spijsvertering, instandhouden. Wel mag die kleine groep van zenuwcellen en vezelen den naam van zonnevlecht dragen; zij maakt het middenpunt uit, waardoor ons stoffelijk bestaan geregeld wordt.
Die zenuwmassa bestaat uit een oneindig groot aantal zeer teedere vezels en cellen; vezels zoo fijn, dat het dunste hoofdhaartje van een kind er nog plomp bij schijnt, of wilt ge eene duidelijkere vergelijking: als een wandelstok met de glazen buis van een weerglas. Met dit laatste hebben zij in uiterlijk ook veel overeenkomst, want de vezel bestaat uit eene buis, in wier binnenste eene mergachtige massa zich bevindt.
(Wordt voortgezet.)