De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 5
(1888-1889)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
[pagina 86]
| |
‘ik heb alleen nog schoppen-aas en klaverentien over!’ Hij had in plaats van visietkaarten speelkaarten medegenomen. | |
De terechtwijzing.Een boer arbeidde eens in het veld onder storm en regen, en kwam 's avonds doodmoe naar huis, nat tot op het lijf toe. Aan de deur kwam zijne lieve vrouw hem tegen, die den ganschen dag niet buiten geweest was. ‘Lieve man,’ sprak ze, ‘'t heeft zóó hard geregend dat ik geen water kon halen en dus ook uwe soep niet heb kunnen koken. Gij zijt toch nat, haal me daarom een paar emmers water; want natter, dan gij nu zijt, kunt gij toch niet meer worden. ‘Hiertegen liet zich niets inbrengen; de man nam derhalve de emmers en haalde water uit eene vrij afgelegene bron. Toen hij weder thuis kwam, zat zijne vrouw rustig bij 't vuur; hij nam daarop den eenen emmer na den anderen en groot het water over zijne vrouw uit, terwijl hij zeide: ‘Nu zijt ge even nat als ik en kunt gij zelve water halen; want natter kunt gij ook nu niet meer worden.’ | |
Eene verloving.In zeker gezelschap zou op nieuw eene bostonpartij geregeld worden. ‘Ik speel nooit hoog’, sprak een heer tot eene jonge dame. ‘Ik ook niet; wij zouden dus eene geschikte partij voor elkaar zijn’. Dit hoorde de omstaanders en wenschten hun aanstonds met hunne verloving geluk. Vruchteloos verklaarde men het misverstand. De gasten wilden van geen tegenstribbelen hooren, en de plagerijen duurden zóó lang, dat het werkelijk tot eene verloving kwam en de bostonpartij eene speel-partij voor het gansche leven werd. - Toen iemand deze zoo zonderling tot stand gekomen verloving vernam, zeide hij bezorgd: ‘Als de vrouw nu maar niet altijd door troef uitspeelt.’ |
|