Paalwoningen in Zwitserland.
Vele eeuwen duurde het eer des menschen vindingrijk vernuft hem leidde tot het gebruiken van metalen, eer bronzen werktuigen de plaats der steenen vervingen; en weder verliepen er eeuwen, eer het ijzer ontdekt en zijne bruikbaarheid en de wijze van zijne bearbeiding aan het licht gebracht werden. Zoo onderscheiden wij in den gang der geestelijke ontwikkeling van de eerste volken drie gewichtige perioden: het tijdperk der steenen, der bronzen en der ijzeren werktuigen. Uit elk van deze drie tijdperken zijn ons belangrijke overblijfselen bewaard gebleven, die tot den vóórhistorischen tijd behooren en die dáárom voor ons des te gewichtiger zijn, dewijl zij op Europeeschen bodem zijn gevonden.
In de jaren 1853 en 1854 was de waterspiegel der Zwitsersche meren gedurende den winter door aanhoudende droogte en koude ver beneden het gewone peil gedaald; eilanden, nooit te voren aanschouwd, verhieven zich boven de oppervlakte, en aan den oever der meren vormde zich een breed strand. Aan het meer van Zurich poogde men daarvan zooveel mogelijk partij te trekken om kostbaar land aan te winnen, hetwelk men tegen den wederkeerenden aandrang van het water door muren wilde beschermen.
Bij de uitgravingen, met dit doel gedaan, stiet men plotseling op eene aardlaag, die hertshorens en oud gereedschap van allerlei aard bevatte, en buitendien op houten paalwerken, die het besluit wettigden. dat men hier een voortbrengsel van overoude bouwkunst had ontdekt.
Reeds eenmaal te voren had men bij het doen van opgravingen oud paalwerk aangetroffen doch, in plaats van aan deze vondst eenige aandacht te schenken, het hout met de uitgegraven aarde in het meer gestort. Ditmaal werden gelukkig bekwame oudheidkundigen op de nieuwe ontdekking opmerkzaam gemaakt. Zij begonnen nasporingen daaromtrent in het werk te stellen, en thans werd het boven allen twijfel verheven, dat aan den oever van het meer van Zurich, in een bocht tusschen Obermeilen en Dollikon eene menschelijke woonplaats was gevonden, die uit de vroegste, lang aan onze geschiedenis voorafgaande tijden afkomstig was. De opmerkzaamheid van alle mogelijke geleerde vereenigingen werd door deze ontdekking in de hoogste mate geboeid Nadat men één waterbouwwerk van dien aard gevonden had, stelde men ook in de overige Zwitsersche meren nasporingen in het werk, en op zeer vele plaatsen vond men dergelijke sporen en overblijfsels van waterdorpen. Ja, in de meeste meren van Zwitserland trof men die aan.
Buitendien werd in Savoye, in noordelijk Italië, Beieren, Oostenrijk, Noord Duitschland, Frankrijk en Schotland en op het eiland Laaland paalbouwwerk ontdekt, en wij hebben grond om te hopen, dewijl de opmerkzaamheid der oudheidkundigen eenmaal op dit punt wakker is gemaakt, dat het aantal der ontdekkingen in den loop der jaren nog aanmerkelijk zal aangroeien. Uit die ontdekkingen blijkt, dat zij niet alleen bij de Kelten, wien men de Zwitsersche paalwoningen toeschrijft, maar ook bij andere oude volksstammen werden aangetroffen.
De paalwoningən treft men altijd op zonnige plaatsen van eenen meeroever aan, waar ze door nabijzijnde hoogten tegen storm en onweer beschut zijn. Blijkbaar hebben hunne stichters bij de keus der plaatsen volgens dezelfde beginselen gehandeld, gelijk ook bij het bouwen zelf bijna overal dezelfde regels gevolgd zijn.
In het water bevindt zich een onderbouwwerk, dat overal voor een deel uit geheele, voor een deel uit gespleten boomstammen is samengesteld. Alle stammen zijn van onderen door vuur puntig gemaakt en loodrecht in den bodem geslagen.
Men heeft meestal eiken en beuken, dennen en berken, eene enkele maal ook vruchtboomen daartoe gebruikt. Bij enkele stammen ontdekt men de sporen van bearbeiding met steenen bijlen, bij andere zijn houwen zichtbaar, die slechts met metalen gereedschap kunnen toegebracht zijn.
De rechtopstaande palen zijn met slijk en veen bedekt; sommige daarvan zijn afgebroken. In weerwil hiervan kan men altijd nog de oorspronkelijke richting herkennen: ze staan in dubbele rijen die evenwijdig met den oever loopen. Ook horizontaal gelegde balken komen voor, maar deze liggen meestal tamelijk onregelmatig. De buitenste palenrij was dicht met takken doorvlochten, blijkbaar met het doel om de woningen, die men op de palen gebouwd had, tegen den golfslag te beschermen.
De ontdekte paalwerken zijn van verschillende, voor een deel van tamelijk groote uitgebreidheid. Bij Wangen, in den omtrek van Solothurn, heeft men een paalwerk gevonden, dat een langwerpig vierkant vormt van meer dan 700 schreden lang en 120 schreden breed; in dezen onderbouw bevinden zich meer dan dertig- tot veertigduizend ingeheide palen.
Over den ouderdom der paalwoningen en den tijd hunner eerste stichting een oordeel te vellen, is heden ten dage nauwelijks meer mogelijk. Dat zij nog bewoond waren in een tijdperk. hetwelk tot het gebied der geschiedenis behoort, al ontbreken ons ook alle geschiedkundige berichten ten hunnen aanzien, daarvoor getuigen de gevonden ijzeren gereedschappen. Voor het overige weet men dit alleen, dat hun bouw voor tientallen van eeuwen moet hebben plaats gevonden. De grond, waarop dit gevoelen steunt, is de toestand, waarin de eiken balken, die tot den bouw aangewend zijn, zich bevinden. Bij andere oude waterwerken, zooals de Karolinsche brug bij Mainz en de Trajanusbrug over den beneden-Donau zijn de door de Romeinen ingeheide palen geheel gaaf bewaard gebleven. Hierdoor is het bewijs geleverd, dat eikenhout ten minste duizend jaren lang de inwerking van het water volkomen wederstaat. De eikenstammen in de Zwitsersche meren daarentegen zijn zoo vermolmd, dat men ze met eene spade even gemakkelijk doorsnijdt als gewone vette klei.
Omtrent het leven der bewoners van deze paalbouwwerken geven ons deels de gevonden werktuigen, deels de samenstelling der woningen zelve eenige opheldering.
De bewoonbare oppervlakte werd gevormd doordien men stammen van 10 tot 12 voet lengte met houten nagelen op het boveneinde der overeindstaande palen bevestigde. Hierover werden planken en ribben, meestal van dennenhout, gelegd en door houten tappen met de balkenlaag verbonden. Tusschen de planken en ribben bleven groote openingen, die men misschien met opzet bestaan liet, om vuilnis in het meer te kunnen uitstorten. Zoowel de menigte der gereedschappen, die bij ongeluk naar beneden zijn gevallen en zich nog in goeden toestand bevinden, als die der naar beneden geworpen hoopen scherven en vuilnis leveren hiervoor een voldingend bewijs.
Op dit paalwerk nu werd de menschelijke woning opgericht. Eene groote zandsteenplaat vormde den vuurhaard. De uitgebreidheid der paalwerken bewijst ons dat eene gansche reeks van hutten gezamelijk daarop moet gestaan hebben, ja, dat geheele dorpen in het water gebouwd waren, ongetwijfeld omdat de bewoners zich in het midden van het meer tegen de aanvallen van de wilde dieren, misschien ook van menschen wilden beveiligen.
Om de gemeenschap met het land te onderhouden, had men bruggen en vonders, waarvan men sporen ontdekt heeft. Ook bedienden de bewoners zich daartoe van uitgeholde boomstammen, niet ongelijk aan de kano's der Amerikaansche wilden. Van zulke uitgeholde stammen zijn er ook enkele bewaard.
De bodem van het meer onder de paalwoningen vertoont gewoonlijk drie lagen, die horizontaal boven elkander gelegen zijn. De bovenste en onderste bestaan uit zandige klei,