de hoogbegaafde vrouw zich niet alleen tegenover al hare vijanden te handhaven, maar door hare geestkracht en haar staatsbeleid Oostenrijk op te voeren tot eene hoogte, als dit land te voren misschien nooit had bereikt.
Hare regeering, die te recht Oostenrijk's gouden eeuw genoemd wordt, bewees dat haar vader, keizer Karel IV, eene gelukkige ingeving had gehad, toen hij, na het verlies van zijn eenigen zoon, den aartshertog Leopold, Maria Theresia tot erfgename bestemde van zijn uitgestrekt gebied. Tot dat doel had hij in 1713 de beroemde Pragmatieke Sanctie uitgevaardigd, waarbij de troonopvolging zoodanig werd gewijzigd, dat wegens gebrek aan mannelijke nakomelingen de regeering na zijnen dood zou overgaan op zijne oudste dochter. Dertig jaren lang beijverde zich de keizer deze beschikking door alle Europeesche mogendheden te laten bekrachtigen; doch bij zijn dood in 1740 bleek dat prins Eugenius gelijk had met te zeggen dat ‘een leger van honderd duizend man de Pragmatieke Sanctie beter zou waarborgen dan honderd duizend tractaten.’
Over geheel Europa brak een volslagen storm tegen de weerlooze opvolgster van keizer Karel VI los. De koning van Pruisen ontrukte haar al aanstonds Silezië en Moravië en de keurvorst van Beieren, Karel Albert, beroofde haar, door Frankrijk gesteund, van het overige. Hij liet zich te Lintz tot aartshertog van Oostenrijk, te Praag tot koning van Bohemen uitroepen, en zag zich in 1742 te Frankfort onder den naam van Karel VII zelfs tot keizer verheven.
In hare eigene stad Weenen niet meer veilig, had Maria Theresia reeds in 1741 de wijk moeten nemen naar hare trouwe Hongaren, wier standen zij in allerijl tot eene plechtige vergadering samenriep. In rouwgewaad gehuld, met het koninklijk zwaard omgord en met de kroon van den Heiligen Stephanus op het hoofd, trad Maria Theresia voor de rijen der Hongaarsche magnaten, en met haren zuigeling op den arm (zij was in 1736 gehuwd met Frans Stephanus van Lotharingen) sprak zij hun in het Latijn aldus toe:
‘Verlaten door mijne vrienden, vervolgd door mijne vijanden, aangevallen door mijne naaste bloedverwanten, heb ik geen anderen toevlucht dan uwe trouw, uw moed en mijne standvastigheid. Ik stel de dochter en den zoon uwer koningen, die van u hunne redding verwachten, in uwe handen.’
De jeugd en de schoonheid der vorstin, hare minzaamheid en haar ongeluk troffen de edele Hongaren, en toen, aan het einde hare[r] rede, de tranen haar in de oogen glinsterden, voelden ook zij zich tot in het hart geroerd. Vol geestdrift trokken allen het zwaard en riepen als uit éénen mond: Moriamur pro rege nostro, Maria Theresia!
En bij die enkele edelmoedige opwelling bleef het niet; door alle gewesten van Hongarije werd eene oproeping gedaan; weldra stonden over de 15,000 welbereden Hongaarsche ruiters uit den hoogsten adel bij Presburg ten strijde gereed, en van de boorden van Dran en San kwamen Croaten, Slavonen en Walachijers toegestroomd om het recht van hunne vorstin te verdedigen. Aan het hoofd dezer strijdlustige troepen heroverde Khevenhüller binnen korten tijd geheel Oostenrijk; Lintz, Pachau en Munchen openden achtereenvolgens hunne poorten voor de zegevierende legers van Maria Theresia, en den 11en Mei 1743 kon zij zich reeds te Praag als koningin van Bohemen doen kronen. Een bondgenootschap met Engeland verschafte haar nieuwe hulptroepen; door middel van verschillende verdragen ontdeed zij zich allengs van al hare vijanden en den 18en October 1748 maakte, na acht jaren strijdens, de vrede van Aken eindelijk aan den Oostenrijkschen successieoorlog een einde.
Inmiddels had de kloeke vorstin reeds in 1745 de voldoening mogen smaken dat haar echtgenoot, in plaats van den ondertusschen overleden Karel VII op den Duitschen keizerstroon verheven werd. De plechtige kroning had plaats te Frankfort met denzelfden praal als verkeerde men in vollen vredestijd.
Zoodra de vrede voor goed gesloten was, richtte de keizerin al hare zorg op de herstelling der verwoestingen, door den bloedigen oorlog aangericht; en zoo kloekmoedig als zij zich getoond had in den strijd, zoo beleidvol en krachtig toonde zij zich gedurende de lange, rustige, voorspoedige regeering, die het haar thans gegeven was te beleven. Men hart en ziel wijdde zij zich aan de volken, onder haren schepter vereenigd, en waakte met gelijke zorgvuldigheid voor de belangen van heel haar uitgestrekt gebied. Zij dacht zoowel aan de opening der havens van Fiume en Triëst als aan den aanleg van kanalen in de Oostenrijksche Nederlanden. Weenen werd vergroot en verfraaid; onder hare bescherming verrezen fabrieken van laken, porselein, spiegels en zijden stoffen. Zij richtte hoogescholen en colleges op, academiën voor teeken-, schilder- en bouwkunst, legde openbare boekerijen aan te Praag en te Insprück, observatoriums te Weenen, Gratz en Tyrnau. Geleerden en vernuften als de beroemde geneeskundige Van Swieten, als Storck, Metastasio en Chaplain werden door de mildheid der vorstin aangetrokken en zetten het hof van Weenen een ongekenden luister bij. Kortom, de groote vorstin dacht aan alles, van de gewonde soldaten af, voor wie zij hospitalen oprichtte, tot de adellijke weduwen en jonkvrouwen, voor wie zij toevluchtsoorden opende; en het eenige wat haar verweten kan worden, is dat zij misschien te veel wilde regelen en dat op al te militaire wijze. De godsdienst werd onder hare regeering altijd geëerbiedigd en beschouwd als de hechtste steun van den troon. Vloeken en onzedelijkheid waren streng verboden. De keizerin herstelde de oude orde van den H. Stephanus en Paus Clemens XIII schonk haar in 1758 den titel van apostolische koningin. Nadat zij in 1764 de voldoening gesmaakt had, haar zoon Jozef tot Roomsch koning te zien verheffen, verloor zij in het volgend jaar haren echtgenoot en legde sedert het rouwkleed niet meer af, terwijl zij
voor de zielerust des overledenen te Insprück een kapittel van kanunnikessen stichtte, wier taak het was voor haar geliefden echtgenoot te bidden.
Na eene lange en gelukkige regeering zag Maria Theresia haar einde naderen met dienzelfden moed, welke haar tijdens geheel haar leven had gekenmerkt. Haar dood was die van een christen held, die uit het leven scheidt, zonder zich te beklagen, en de grootheid vaarwel zegt zonder er om te treuren. Onze gravure stelt de stervende vorstin voor op het oogenblik dat zij afscheid neemt van haren zoon Jozef en hem hare moederlijke raadgevingen meedeelt voor den tijd, dat zij er niet meer wezen zal om hem te raden en te leiden.
Kort voor zij den geest gaf, lag zij met gesloten oogen en eene hofdame vroeg haar of zij sliep. ‘Ik kon wel slapen,’ antwoordde de keizerin, ‘als ik wilde; maar ik gevoel dat mijn laatste uur nadert, en ik wil mijnen dood wakend afwachten,’
Diep betreurd door haar volk, zal Maria Theresia door het nageslacht steeds vereerd worden als eene der grootste vorstinnen, die ooit geleefd hebben. Laatste afstammelinge van het beroemde huis der Habsburgers, heeft zij de reeks der vorsten, uit dat geslacht voortgekomen, op waardige wijze gesloten.