De geheimzinnige raadgever.
(Vervolg.)
Tante Betsy wilde haren broeder zelf eens over de zaak spreken,... heden nog,.... ja nu maar dadelijk.
Nelly was overgelukkig; zij viel hare tante om den hals, kuste haar en had geene woorden genoeg, om hare dankbaarheid uit te drukken.
‘Och, wat doet eene liefhebbende tante niet gaarne voor hare nicht!’ zeide Betsy. ‘Maar terwijl ik met uw oom spreek, zoudt gij mij ook een genoegeu kunnen doen,’ voegde zij er bij, terstond gebruik makende van de dankbare stemming van het meisje.
‘Met alle liefde, engel van eene tante. Voor u ga ik door water en vuur.’
‘Dat verlang ik nu juist niet; gij behoeft alleen maar naar den post te gaan,’ antwoordde tante aarzelend. ‘Er moet een postpakket voor mij zijn aangekomen.... gij kent toch mijn klein geheim?’
‘Wat, tante, hebt gij een geheim?’
‘Nu ja, gij herinnert u toch, dat, terwijl gij mij gedurende mijne ziekte verpleegdet,.... gij ontdekt hebt, dat ik....’
‘O, ge bedoelt den snuif!’ riep Nelly vroolijk lachend uit.
‘St! stil!’ riep tante, angstig om zich heenziende, of er ook iemand stond te luisteren, ‘als mijn broeder dat eens hoorde! Het was toch eigenlijk recht ondeugend van u, zoo nieuwsgierig te zijn, Nelly, en onder het bekleedsel van den canapé te gaan snuffelen....’
‘He, tante, dat kon ik niet helpen,’ betuigde Nelly, ‘maar nu zal ik u eindelijk eens zeggen....’
‘Beproef maar niet u te verontschuldigen, - ge zijt er nu eenmaal achter gekomen dat ik wel eens een snuifje neem,’ fluisterde tante vertrouwelijk, terwijl zij het jonge meisje vleiend in de blozende wang kneep; ‘ziet ge, lieve Nelly, mijne kleine benoodigheid snuif kan ik niet hier in de stad koopen, want het duurde dan geen dag, of iedereen wist, dat uwe tante van snuif houdt.’
Nelly knikte werktuigelijk, want plotseling begon zij te vermoeden, dat er een addertje onder het gras lag.
‘Daarom ontvang ik mijn Eindhover uit de eerste hand, poste restante, onder de letters P.C.B. Tot nu toe heb ik het pakje zelf gehaald; nu kan ik, helaas, niet, daar ik nog te zwak ben. Er moet reeds sedert langen tijd iets voor mij zijn aangekomen en daar ik geen korreltje meer heb, wilde ik u vriendelijk verzoeken....’
‘Den snuif voor u van het postkantoor te gaan halen,’ vulde Nelly schuchter aan.
‘Anders niets,’ bevestigde tante Betsy, nicht-jelief over de wang strijkende.
‘Ja, maar....’ zeide Nelly weifelend, ‘zal de postbeambte niet denken, dat ik.... zelf een snuifje neem?’
‘O, gansje,’ lachte tante, ‘hoe kan de man weten wat er in het pakket is?’
‘Als hij het maar niet ruikt!’ zegde Nelly.
‘Dan moest iemand een telephonistischen neus hebben, en bovendien, die menschen aan het postkantoor hebben geen tijd ieder pakje te beruiken. Maar daar wordt gescheld; zou het doctor Knekel zijn? Gij kunt hem ieder oogenblik zien verschijnen.’
‘Ik ga al, tante!’ riep Nelly, door die gedachte verschrikt. Dit zeggende sloop zij naar hare kamer, maakte haastig haar toilet en snelde voort, zonder te vermoeden, dat zij door een werkman was verjaagd.