Uit de geschiedenis der briefkaarten.
Wie maakt er tegenwoordig geen gebruik van briefkaarten? Voor iemand, die zich niet geheel en al van de wereld aftrekt, gaat er zeker haast geen dag voorbij, waarop hij er niet minstens één ontvangt of verzendt. 't Is dan ook zulk een uiterst gemakkelijk middel van correspondentie, waartoe men het materiaal overal gemakkelijk voorhanden heeft.
Te Londen zijn reeds op verschillende plaatsen zoogenaamde automatische briefkaarten-verkoopers aangebracht: eene soort van kaskens, van eene kleine sleuf voorzien, waarin men slechts een stukje van een halven penny behoeft te steken, om aanstonds het verlangde correspondentie-middel voor den dag te zien komen, op dezelfde wijze als men aan verschillende onzer groote staties chocolaadkoekjes en dergelijke kleinigheden verkrijgen kan, door een tiencentiemenstuk in een sleufje te steken. Daarbij levert eene briefkaart nog dit gemak op, dat men er kort en beknopt op mag wezen, hetgeen in een brief niet licht vergeven wordt. Een brief, zorgvuldig in een omslag gesloten, schijnt den geadresseerde altijd iets van belang te beloven en stelt hem, zoo het schrijven wat kort is uitgevallen, licht te leur. Van eene briefkaart verwacht men zooveel niet, en dat is eene reden te meer, waarom men eerder zal overgaan tot het verzenden van eene briefkaart dan dat men plechtig de pen opneemt tot het schrijven van een brief.
Bij het drukke gebruik, dat tegenwoordig van briefkaarten gemaakt wordt, zal menigeen zich wellicht al eens afgevraagd hebben, aan wien wij toch die nuttige uitvinding te danken hebben. Mag men den Berlijnschen postbeambte Unger gelooven, die voor eenigen tijd eene uitvoerige geschiedenis der briefkaarten heeft uitgegeven, dan is de man, bij wien het eerst de gedachte aan dit correspondentie middel is opgekomen, niemand anders dan de bekende directeur van het Duitsche Rijkspostwezen, de schrandere Dr. Stephan Zijn voorstel tot het invoeren van briefkaarten dagteekent van 1865 en kwam het eerst ter tafel op de vijfde postconferentie te Karlsruhe, waar zij de bijzondere belangstelling gaande maakte van den sectieraad Kolbersteiner, den lateren Oostenrijkschen generaal post- en telegraaf-directeur.
Door zijn invloed werd den 1en October de briefkaart voor de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie ingevoerd, en dat het nieuwe correspondentie-middel onmiddellijk in den smaak viel, kan hieruit blijken, dat er al aanstonds niet minder dan 2,930,000 stuks briefkaarten per kwartaal gebruikt werden. In Juni 1870 volgde Duitschland het voorbeeld van Oostenrijk en alleen op den eersten dag werden er te Berlijn niet minder dan 45.468 stuks afgeleverd.
Binnen nog geene twee maanden tijds waren er reeds twee millioen afgegeven.
Voor de Duitsche staten kwam het nieuwe correspondentie-middel juist te rechter tijd in zwang: gedurende den Fransch-Duitschen oorlog toch bewezen de briefkaarten aan duizenden gewichtige diensten. Niet minder dan tien millioen gingen er uit het land naar het leger en omgekeerd.
De Fransche regeering volgde den 29n September 1870 het voorbeeld van Duitschland; doch na den oorlog raakten de Fransche briefkaarten in onbruik, tot zij eerst in 1873 weer voorgoed werden ingevoerd.
Inmiddels hadden reeds andere staten het nieuwe correspondentie middel aangenomen, en weldra kreeg men bij de gewone briefkaarten, die met vooruit betaald antwoord. Op het oogenblik correspondeeren 73 landen der aarde op briefkaarten, terwijl 44 staten briefkaarten voor het wereldpostverkeer hebben. In Europa worden, volgens de berekening van den heer Unger, thans jaarlijks 350 millioen briefkaarten verzonden; in Amerika bedraagt de verzending alleen voor de Vereenigde Staten eene ronde 250 millioenen stuks. Van alle volken der aarde maken dan ook de bedrijvige en practische Yankees het drukst van briefkaarten gebruik.