Enkele voorbeelden van hoogen ouderdom.
‘Mozes stierf en werd begraven in het dal van het land der Moabieten. Hij was 120 jaren oud; zijn gezicht had niet aan kracht verloren en zijne tanden waren nog niet wankel geworden.’
Honderdtwintig jaren dat is ongetwijfeld een eerbiedwaardige ouderdom; doch men behoeft niet noodzakelijk tot de oud-testamentische tijden op te klimmen om voorbeelden van dien hoogen, ja nog hoogeren leeftijd aan te treffen. Ook in de christelijke tijdrekening komen verschillende gevallen voor van menschen, die het tot de honderdtwintig jaren en nog verder brachten; wij willen daarvan enkele, die te onzer kennis gekomen zijn, hier laten volgen:
Piast, die in 841 tot koning van Polen gekozen werd, alsmede de beroemde Arabische geneesheer Rhases, die na tachtig jaren lang zijne medische praktijk te hebben uitgeoefend, in het jaar 980 stierf, en zijn landsman, de wijsgeer Averrhoes, in 1198 gestorven, werden allen honderdtwintig jaren oud.
Over den Italiaan Jean Mindinelli, die in de kerk der Jacobieten te Toulouse begraven werd, lezen wij op zijn gedenkteeken het volgende: ‘Sta een oogenblik stil, wandelaar! Hier rust Mindinelli, die 120 jaren geleefd heeft en 70 jaren met zijne vrouw, die hem 24 kinderen geschonken had, vereenigd was. Hij stierf in het jaar 1565. Dat is wat ik u zeggen wil. Ga nu verder en bid.’
Een dergelijk, maar vrij wat oneerbiediger grafschrift leest men op de laatste rustplaats van een Ierschen boer, die in 1660 in het graafschap Cornwallis stierf: ‘Onder dezen steen rust Brown, die door de bijzondere eigenschap van het sterke bier 120 jaren leven kon. Hij was steeds dronken en in zijne dronkenschap zoo verschrikkelijk, dat zelfs de dood bang voor hem was. Op zekeren dag, toen hij zich toevallig in nuch eren toestand bevond, kreeg de dood meer moed, vatte hem bij de haren en zegepraalde over dezen onvergelijkelijken drinkebroer.’
Het is jammer dat het grafschrift het recept niet vermeldt van de biersoort, waaraan onze boer die buitengewone levenskracht te danken had; het zou in onzen tijd van biervervalsching goede diensten hebben kunnen bewijzen.
Een andere Ier, Patrick O'Neil, in December 1764 in Ierland gestorven, had alle veldtochten van Willem III meegemaakt, was tot zijn 96e jaar in dienst gebleven en was zevenmaal getrouwd. Zijne levenswijze was hoogst eenvoudig; hij dronk maar gewoon bier, voedde zich met groenten en gebruikte alleen vleesch, als hij bij vrienden of kennissen middagmaalde. Hij had zich gewend, vroeg met de zon op te staan en zich des avonds met haar te ruste te leggen; hij was nooit ledig en ging iederen Zondag, van zijne zonen, kleinzonen en achterkleinzonen vergezeld, haar de kerk.
Omtrent zekeren Jean Maubry, een anderen hondertwintiger, lezen wij in 's mans doodacte:
‘Zijne verwanten hebben mij gezegd, dat hij gestorven is, zonder zich ooit over eenig gebrek beklaagd te hebben en tot het laatste oogenblik heeft hij zijn geheugen en zijne geestvermogens behouden.’ De president der provincie voegt er bij, dat deze patriark nog een zeer goed gezicht en gehoor en bij zijn dood (den 21en December 1757) nog al zijne tanden bezat. Zijne levenswijze was hoogst eenvoudig.
Dr. Dufournel, die in 1810 stierf, had reeds tijdens het Schrikbewind den leeftijd van honderd jaren overschreden; genoodzaakt te vluchten en zich in de bosschen te verbergen, had de ongelukkige door een val zijn been gebroken, dat zelf verbonden en zonder vreemde hulp weer gezet. In den ouderdom van 110 jaren huwde hij met eene jonge dame van 26 en leefde nog meer dan 10 jaren in gelukkigen echt.
Een even gezegenden ouderdom bereikte Ant. Delpuch, een grondeigenaar in de gemeente St. Cernin, die onder de bevelen van den hertog van Saksen in den Oostenrijkschen successie-oorlog gediend had en in Maart 1840 stierf. Den 11en Mei 1745 streed hij bij het dorp Fontenoy tegen de vereenigde Engelschen en Hollanders en bleef als de vijfde man van zijne geheele compagnie over. De herinnering aan dezen gedenkwaardigen dag had hij trouw bewaard en in zijne laatste jaren sprak hij nog over de bijzonderheden van dat moorddadig gevecht met een vuur en eene nauwkeurigheid, alsof het pas kort geleden voorgevallen was. Weinige jaren voor zijn dood hield hij zich met den zwaarsten veldarbeid bezig. Ofschoon het naaste vlek meer dan eene mijl van zijn dorp verwijderd lag, begaf zich