Brugge.
Al onze voorname Vlaamsche steden bezitten kerken, raadhuizen en andere bouwgewrochten, die van de welvaart en den kunstsmaak, zoowel als van de godsvrucht en den vrijheidszin onzer voorzaten getuigen.
Geene enkele stad heeft echter zoo in haar geheel een middeleeuwsch karakter bewaard als Brugge.
Onder dit opzicht mag zij nog ten huidigen dage aan Venetië vergeleken worden, zooals men haar ten tijde van Filips den Goede voor haren handelsrijkdom in éénen adem met de Dogenstad noemde.
Brugge bezit nog altoos dezelfde uitgestrektheid als toen bijna 200,000 inwoners binnen zijne muren huisden. Het is omringd van wallen, die in eene aangename wandeling herschapen zijn. Zeven poorten geven toegang tot de stad en elk hunner had vroeger zijn godshuis, dat den behoeftigen vreemdelingen kosteloos herbergzaamheid schonk. Eene onzer fraaie teekeningen vertoont de Oostendsche Poort, ook St. Jakobspoort en Ezelspoort genoemd.
De voormalige zeehaven en nijverheidsstad bevat vele schoone en breede straten, die met oude en schilderachtige huizen prijken. Sinds 1830 echter zijn vele trapgevels van groote bouwkundige waarde, door de smaaklooze, platte, vierkante voorgevels onzer eeuw vervangen. Andere zijn op eene ongelukkige wijze gemoderniseerd of dragen Fransche opschriften, die als eene vlek hun fier en schoon Vlaamsch uiterlijk ontsieren.
Ook het Stadhuis is in 1854 op eene wijze gerestaureerd, die niet alleen van het oude gebouw slechts schaarsche deelen overliet, maar ook dezes kunstkarakter grootendeels weggenomen heeft. Het oorspronkelijke gebouw dagteekende van 1376. Het Brugsche stadhuis is wel een klein, doch in zijn geheel, ook thans nog, sierlijk monument, van 26 meters breed en 19 meters hoog. Het is bekroond met zes achthoekige torentjes en heeft in zijnen hoofdgevel 49 nissen, waarin men nu nieuwe beelden geplaatst heeft. De oude beeltenissen van heiligen en graven van Vlaanderen, alsook de geschilderde en vergulde blazoenen, die vroeger den voorgevel opluisterden, werden in 1792 door de Fransche Republikeinen neergehaald en op de Groote Markt met de galg, het rad en andere marteltuigen verbrand. Het Brugsche Gemeentehuis bevat schoone zalen, merkwaardige geschilderde glasramen, eenige meesterlijke schilderijen en een aantal historische kunstgewrochten.
Aan den Oostkant van het Raadhuis bevindt zich de oude Greffie der stad, een schilderachtig gebouw in Hergeboorte-stijl, (1534-37) waarvan de gelijkvloers thans tot Vredegerecht en de verdieping tot Archievenzaal ingericht is.
Het karakteristiekste monument van Brugge is echter de Halle, met haren majestatischen toren. In 1282 begonnen, werd dit gebouw waarschijnlijk voltooid in 1296. De Halletoren is 80 meters hoog en helt 43 centimeters naar het Zuid-Oosten over. Van zijnen top, die bij middel van 402 trappen beklommen wordt, kan men, als 't helder weer is, gemakkelijk Oostende, Blankenberghe, Vlissingen, Gent, Kortrijk, enz. ontwaren. De Halletoren bevat eene groote klok, wegende omtrent dertien duizend ponden en een beroemd beiaardspel van 48 klokken.
De andere merkwaardige monumenten van Brugge zijn: het Gerechtshof, eene verbouwing van het paleis der voormalige graven van Vlaanderen; de hoofdkerk van St. Salvator, met onderscheidene kostbare schilderijen; de Lieve-Vrouwe-Kerk, met eenen toren van 72 meters hoogte, voortreffelijke schilderijen en de praalgraven van Karel de Stoute en Maria van Burgondië.
Tegenover de O.-L.-V.-kerk bevindt zich het St. Jans-gasthuis, dat in de XIIde eeuw gesticht werd voor zieken der beide kunnen, geboortig van Brugge. Dit eerwaardige gebouw, dat in 1856 eenige veranderingen onderging van zeer slechten smaak, beantwoordt tot op onze dagen nog schier geheel aan zijne oorspronkelijke bestemming. Gezegd ziekenhuis bevat 240 bedden en wordt bediend door Augustijner-nonnen.
In de oude Kapittelzaal bewaart men eene rijke schilderijverzameling, die jaarlijks het bezoek van duizenden liefhebbers uitlokt. Zij bevat vijf voortbrengsels van den beroemden Hans Memling. Deze groote schilder, wiens levensbeschrijving vroeger door allerlei legenden opgesierd werd, was waarschijnlijk afkomstig uit de oude stad Memelinck, thans Medemblick, in Gelderland. In 1478 was hij volgens de stads-oorkonden te Brugge gevestigd, alwaar hij drie huizen in eigendom had. Hij stierf in deze stad, ten jare 1495, en liet drie kinderen na uit zijn huwelijk met eene Brugsche vrouwe.
Eene onzer gravures stelt het meest bekende dier vijf meesterstukken voor: de met geschilderde paneelen versierde relikwiekas der H. Ursula.
Deze beroemde eiken reliekkist is 0,87 M. hoog, 0,91 M. lang en 0,33 M. breed. Zij was voltooid vóór den 24 October 1489, want Gillis de Baerdemaekere, bisschop van Sarepta, bracht er dien dag uit eene andere beschilderde kas de relikwieën van genoemde Heilige in over. De zes paneelen, die de zijden der kas versieren, stellen de volgende tooneelen uit de legende der 10,000 Maagden voor: 1. Hunne aankomst te Keulen. In het verschiet bemerkt men eenen engel, die de H. Ursula haar martelaarschap aankondigt; de bijzonderste gebouwen der stad, met eene groote getrouwheid weergegeven, zijn gemakkelijk te herkennen. 2. Hunne ontscheping te Bazel. In de verte bemerkt men de bedevaartgangers, die de Alpen beklimmen. 3. Hunne aankomst te Rome en de ontvangst bij den Paus. Op den achtergrond ontwaart men de H. Ursula, die de H. Communie ontvangt uit de handen des Pausen, terwijl eenige van hare gezellinnen ter biecht gaan en andere gedoopt worden. Deze samenstelling is de schoonste der reeks; het koloriet is hier van eene uitstekende frischheid en de groepeering der figuren bewonderenswaardig. 4. In het verschiet, De terugkeer langs de Alpen; op het voorplan, De inscheping te Bazel. 5. De aankomst der Maagden te Keulen en hun martelaarschap. 6. De marteldood der H. Ursula, in het kamp van het opperhoofd der Hunnen. De paneelen der uiteinden stellen voor: Twee nonnen aan de voeten der H. Maagd, en De H. Ursula, die tien van hare gezellinnen onder heuren mantel beschermt. Het dak der relikwiekas bevat aan elke zijde een groot medaillon, tusschen twee kleinere geplaatst, doch deze schilderingen zijn blijkbaar niet van Memling's hand.
De overige kerken en kloosterkapellen van Brugge bezitten insgelijks een aantal kunstschatten, en ook de Academie van Schoone Kunsten bevat twee zalen met uitmuntende schilderijen.
Bij zulke prachtige getuigenissen van vroegeren kunstbloei baart het inderdaad verwondering dat het kunstleven in Brugge schier geheel uitgedoofd is.
Edoch, het geestesleven in het algemeen is in de oude wereldstad vervallen, en daarvan dragen noch de burgeroorlogen, noch de ondergang van handel en nijverheid de schuld, maar de overwoekerende verfransching, reeds vóór Philippe le Bel begonnen, onder het Huis van Burgondië voortgezet en tot op onze dagen vooruitgeschreden.