Allerlei
Abraham Lincoln, de president der Vereenigde Staten, was algemeen bemind om zijne vriendelijke en welwillende manieren jegens arm en rijk.
Door senator Summer vergezeld, stapte hij eens in den tram, waarin een neger zat, die bij het binnenkomen van den president, opstond en hem met een eerbiedigen groet zijne plaats aanbood, waarvoor Lincoln echter - beleefd den hoed afnemend - bedankte.
‘Ik dank u, mijnheer, blijf gerust zitten!’ zei hij
‘Waarom neemt gij voor een neger den hoed af?’ vroeg Summer verbaasd.
‘Zoudt ge dan willen, vriend, dat een neger beter zijne wereld verstond dan ik?’ was Lincoln's antwoord.
En hij drong door den vollen wagen heen, om, op het perron staande, zijne sigaar op te rooken.
***
Een professor in de kunstgeschiedenis op zijn college:
‘Heeft iemand uwer de Dom van Milaan gezien?’
Een der studenten antwoordde bevestigend.
De professor. - ‘Is u bij de intrede van dit aan architectonische schoonheden zoo overrijk en grootsch gebouw, niet iets bijzonders opgevallen?’
De student. - ‘Ja, professor, een jong, zeer net Engelsch meisje.’