| |
| |
| |
| |
[Nummer 46]
Onze gravures.
Koningin Victoria.
h.m. koningin victoria van engeland.
Naar eene photographie van J. Thomson te Londen.
Victoria, koningin van Groot-Brittanje en Ierland en keizerin van Indië, zal den 20en Juni aanstaanden haar gouden regeeringsjubileum vieren. Aan hare bij uitstek gunstige regeering was ook dit voorrecht weggelegd, en door hare dankbare onderdanen zal dit feest met geestdrift worden herdacht. Op waarlijk grootsche wijze zal het jubileum der beminde koningin door heel Engeland worden gevierd. Onder de feestelijkheden, die zullen plaats hebben, noemen we alleen het indrukwekkend zingen van het nationale volkslied, het statig ‘Godsave the Queen,’ dat op den feestdag, in alle oorden van het rijk, op hetzelfde uur, met openstaande deuren en vensters, zal gezongen worden.
Ontelbaar zijn verder de huldeblijken, die de koningin zullen worden aangeboden en reeds maanden te voren zijn er toebereidselen gemaakt, om het zeldzame feest met gepasten luister te vieren. Eenige bijzonderheden omtrent haar leven en hare regeering kunnen niet onwelkom zijn bij het portret, dat wij bij deze gelegenheid onzen lezers aanbieden.
Koningin Victoria Alexandrina I werd geboren den 24 Mei van het jaar 1819. Zij is de eenige dochter van den hertog van Kent († 1820), een vierden zoon van Georges III en van prinses Louise-Victoria van Saksen-Coburg. die in eersten echt verbonden was met den erfprins van Deiningen De jonge Victoria verkreeg door den dood haars vaders, die zijn kinderloozen broeder koning Willem IV moest opvolgen, recht op den Britschen troon Zij werd door hare moeder, eene zeer verlichte en de partij der Wighs genegen vrouw, met zorg opgevoed in den eerbied der Britsche constitutie. Onder de leiding van de hertogin van Cumberland ontving zij onderricht in de ernstige wetenschappen van hare toekomstige roeping. Ook in de muziek en in de botanie vei kreeg zij meer dan gewone bekwaamheid. Toen zij bij den dood van haren oom, Willem IV, den 20 Juni 1837 geroepen werd den troon te beklimmen, vond zij het Wigh-ministerie Melbourne aan het bewind, dat geheel in haren geest viel, want zij was met Melbourne persoonlijk bevriend en vereerde hem met haar volste vertrouwen.
De kroning had den 28 Juni 1838 met de meeste pracht en luister plaats en de regeering der vorstin begon onder de gunstigste voorteekenen. Maar de herhaalde nederlagen der Wighs in het parlement - de radicalen sloten zich niet meer bij hen aan - lokte den 6 Mei 1839 reeds den val van lord Melbourne en de overige ministers uit. De poging van Robert Peel om een Toriekabinet te vormen, leed schipbreuk op de weigering van koningin Victoria.
Bij deze binnenlandsche verwikkelingen kwam de oorlog in Afghanistan, in China, en het moeielijke vraagstuk in het Oosten, dat nog altijd voor de groote Europeesche Mogendheden de kwestie van den dag blijft. Ook de Krimoorlog behoort onder de gewichtige gebeurtenissen harer regeering, en de expeditie naar Kaapland onder Wolseley ligt nog versch in het geheugen, terwijl de Egyptische kwestie met hare groote offers, we herinneren slechts aan Gordon, nog lang niet opgelost is. Ook de oorlog in Birma en het onvermijdelijk samentreffen van de Engelsche en Russische troepenmacht in Middel-Azië behoort tot de voorname feiten en groote zorgen harer regeering.
Intusschen was koningin Victoria verloofd met haren neef, prins Albert van Saksen-Coburg. Nadat de prins in Januari 1840 door het parlement was genaturaliseerd, volgde kort daarop het huwelijk. Op den politieken toestand had deze verbintenis niet den minsten invloed, omdat de prins van deelneming aan regeeringszaken was uitgesloten.
De strijd in het parlement woedde intusschen voort en toen Melbourne in 1841 opnieuw zijn ontslag indiende, werd sir Robert Peel met de vorming van een nieuw ministerie belast. Het terug- | |
| |
treden van Peel bracht in 1846 de Wighs weer aan het roer. Daarna verdrongen zich beurtelings eene geheele reeks van verschillende gezinde ministeries en namen als van lord Derby, Palmerston en graaf Aberdeen, die een coa itieministerie vormde, dagteekenen uit die dagen.
In al die partijveranderingen bleef koningin Victoria voorbeeldig getrouw aan den constitutioneelen regeeringsvorm. Zonder ooit eene persoonlijke politieke of hofintrigue te beproeven, altijd beantwoordend aan de verwachting der natie, en toch steeds zich zelve gelijk blijvende, loodste zij de monarchie veilig door tusschen de klippen van binnenlandsche staatkundige beroeringen en groote oorlogen. Het stormjaar 1848, waarin alle Europeesche tronen op hunne grondvesten schudden, ging voor Engeland betrekkelijk kalm voorbij. De koningin zag de welvaart van het land ontwikkelen en de nijverheid nam eene ongekende vlucht.
Slechts ééne schaduwplek valt op zooveel lichtpunten. Ierland, ook een kind van Engelands moeder, werd miskend! Van die oneerlijkheid draagt niet zoozeer de koningin, maar sommige harer staatsdienaren de onverantwoordelijke schuld. Het is ook niet tegen haar wettig gezag, dat de Ieren hunne hand dreigend opsteken, wel tegen het onrecht in haren naam gepleegd. Behalve de ministers, die we reeds ter loops noemden, heeft koningin Victoria gewoonlijk het geluk gehad uitstekende mannen aan haren dienst te verbinden: Lord Beaconsfield, Idesleigh onder anderen, die reeds overleden zijn en Gladstone, the great old Man, die nu ook medestrijdt voor het arme Ierland, onder de overlevenden.
Zoo mocht de regeering der koningin gelukkig heeten. Vooral in haar huiselijk leven was Victoria tot 1861 een toonbeeld van onverstoord aardsch geluk. Toen sloeg ook voor haar, zooals in ieder menschenleven, een droeviger uur. De dood harer moeder en die van den prins-gemaal volgden kort op elkaar. Lang treurde de koningin om prins Albert, met wien zij zeer gelukkig had geleefd, en als de hof-etikette het toelaat, draagt zij nog rouwkleederen. Haar huwelijk was gezegend met negen kinderen. Eerst in den laatsten tijd heeft de koningin zich op verlangen van haar volk weder meer in het openbaar vertoond. De koningin beschreef eigenhandig het leven van den geliefden echtgenoot: Early life of the Prince Consort en Leaves from the Journal of our life in the Highlands. Deze ‘bladzijden uit het dagboek van ons leven in de Hooglanden’ schetsen een zeer aantrekkelijk beeld van het intiem leven der waardige vorstin, die haar volk steeds meer aan zich verplichtte. Engeland is Victoria veel verschuldigd, zij vertegenwoordigt schitterend de constitutioneele monarchie en vrij mogen ook wij met heel Engeland uitroepen: ‘God behoede de koningin,’ want waar de Engelsche vlag in haren naam wordt geheschen, groet elk volk en over de breede wateren van elke zee klinkt het fiere lied: Rule Brittannia! Heersch Brittannia! maar.... zonder misbruik van macht!
| |
In het aquarium.
Onder de inrichtingen, waarvan men zich moeilijk een begrip kan vormen, vóór men ze met eigen oogen gezien heeft, behooren voorzeker de zoogenaamde aquariums, welke in den laatsten tijd in verschillende groote steden zijn aangelegd. De Zoologie van Antwerpen, die de eenige noemenswaardige Dierentuin van België is, heeft, hoe rijk ook hare verzameling overigens zij, nog geen aquarium en daarom zullen zeker onze teekeningen dubbel welkom zijn: het zijn tooneeltjes, in het aquarium te Berlijn naar het leven geschetst.
Op onze eerste gravure heeft de teekenaar met kunstvaardige hand eenige zeemonsters gegroepeerd, die tot de belangwekkendste bewoners van den oceaan behooren en bij eene doelmatige verpleging ook in kleinere bassins te houden zijn.
Het eerst treft ons op die afbeelding de gevlekte poliep, die links op den voorgrond hare talrijke armen naar ons uitstrekt: het is de onschadelijke muskus-eledone (Elcondane Moschata), een koppootig weekdier uit de Middellandsche Zee, dat zoowel met den inktvisch en den papiernautilus als met den gewonen poliep verwant is en door de arme Italiaansche bevolking met graagte gegeten wordt, al is zijn vleesch wel wat taai en al ruikt het wat sterk naar muskus. Opmerkelijk bij dit dier zijn de talrijke zoogenaamde zuignappen, waarmee zijne lange grijparmen gewapend zijn; zij dienen de poliep niet alleen om hare prooi vast te houden, maar ook om voort te kruipen, daar zij zich met die werktuigen aan de voorwerpen harer omgeving vastgrijpt.
Niets is belangwekkender dan deze merkwaardige dieren in al hunne bewegingen gade te slaan, waartoe men in zulk een aquarium evengoed de gelegenheid heeft als wanneer men met Jules Verne tot op den bodem der zee was afgedaald. Met bewonderenswaardige snelheid schiet de poliep uit de steenen schuilplaats, die zij zelf gevormd heeft, op den voorbijzwemmenden visch toe of slingert hare grijparmen om eene vette mossel, die zij behendig openspreidt, om ze op haar gemak te verorberen. Daarbij is het merkwaardig de gemoedsbewegingen van het roofdier na te gaan: vrees, toorn, kortom, elke inwendige aandoening openbaart zich aanstonds, hetzij door woedende blikken, hetzij door eene plotselinge bruinroode verkleuring der huid, die, als het dier zijne bedaardheid terugkrijgt, weer voor het gewone grauw plaats maakt. In het hoogste gevaar, bij voorbeeld als de poliep door menschenhand betast wordt, ontstaan zelfs op hare huid donkere spitse verhevenheden, waardoor zij zich waarschijnlijk een vreesaanjagend uiterlijk wil geven.
Naast de eledone bemerken wij op den voorgrond onzer gravure twee exemplaren van prachtige zeebloemen of actiniën.
Zij, die voor het eerst eene flora van deze zeerozen en zeeanemonen voor zich zien, kunnen bijna niet gelooven dat al die roode en groene gewassen geene planten, maar werkelijk dieren zijn. Het klinkt bijna als laster, wanneer men deze zachtaardige, stille wezens, die als echte kinderen der bloemenwereld het hoofd smachtend naar het licht wenden, met den naam van roofdieren bestempelt, en toch past hun die naam ten volle. Wee het diertje, dat de actinie te na komt: er is geen denken aan, uit hare vreeselijke armen te ontsnappen. Onze gravure geeft ons daar eenigermate een denkbeeld van, daar zij ons de actiniën voorstelt op het oogenblik dat zij gevoederd worden. Wij zien eene menschelijke hand zich in het water dompelen en het zonderlinge roofdier als welkome prooi een wormpje aanbieden. Nauwelijks heeft het diertje slechts de punt van een der schijnbare meeldraden aangeraakt, of oogenblikkelijk wordt het van alle kanten vastgegrepen, om in het volgende oogenblik verzwolgen te worden. Gelijk vele bloemen zich op bepaalde oogenblikken sluiten, zoo doet het de zeebloem, als zij haren buit bemachtigd heeft; daarbij schiet ze intusschen al hare schoonheid in, want al de armen verdwijnen in de diepte van den leerachtigen stengel en in de plaats der stralende bloemkroon ontwaren wij een tot een bal samengerold, slingerend dier, dat een merkwaardigen tegenhanger vormt van de vleeschetende planten. Hoeveel voedsel de in zee levende actiniën aldus tot zich nemen is moeielijk na te gaan; maar in het aquarium krijgen zij slechts juist genoeg om gezond te blijven en ontvangen wekelijks een vast rantsoen van regenwormen of gehakt vleesch.
Enkele zeerozen, zooals bij voorbeeld de Actinia mesembrianthemum der Noordzee, zijn met verweermiddelen toegerust, die in de dierwapenkunde nauwelijks huns gelijken vinden, microscopische organen, die in werking gesteld worden, zoodra er zich iets verdachts opdoet. Het zijn eene soort van huisjes of kokertjes, waaruit de actinie den vijand reeds op twee of drie centimeters afstand lange witte draden toeschiet, welke hem òf terugschrikken of omspinnen en vasthouden. Dat zij daarbij haar kruit verschieten zal, daar is geene vrees voor; want in een enkelen arm zijn meer dan vier millioen geladen patronen voorhanden; de Anthea cereus bezit in het geheel 6450 millioen schietwapenen, welke voorraad daarenboven in geval van nood weer spoedig aangevuld wordt.
Niet minder belangwekkende bewoners van het aquarium zijn de blokvormige kwallen, (Medusa aurita) die op den achtergrond onzer afbeelding zweven en door eenige onzer lezers wel herkend zullen worden, daar zij ook aan onze stranden veelvuldig worden aangetroffen. Evenals de actiniën zijn ook zij van prikkelende neteldraden voorzien, waarom zij dan ook door de liefhebbers van een zeebad met recht geschuwd worden. Men zou deze dieren, welke nagenoeg alle overige organen en zelfs een hart missen, wandelende magen kunnen noemen, die bij gezellige troepjes van duizenden in de wijde zee rondzwerven. En toch heeft ook dit onaanzienlijke dier nog iets dichterlijks over zich; in regelmatige rhythmische bewegingen trekt het blauwachtige, volkomen doorschijnende lichaam der zeekwal zich samen en stijgt in zacht golvende lijnen naar boven; het schijnt alsof het dier zich in een fijn geweven sluier hult, welks rand met een sierlijk kantwerk bij wijze van franje omzoomd is. Bij voorkeur bewegen zich de kwallen op de grens tusschen water en lucht; ja het schijnt soms als wilden zij hunne vlucht tot boven het vochtige element voortzetten, want dikwijls springen zij door middel eener sterke samentrekking van hun lichaam een eind boven het water uit. Zoo kalm en zacht het leven der zeekwal voorbij vliet, zoo poëtisch is hare dood: langzaam, zonder doodstrijd of stuiptrekking zinkt het stervende dier naar de diepte en lost zich geheel en al op in de zee, waaruit het zijn aanzijn nam. Niemand kan zich beroemen haar lijk gevonden te hebben, en zelfs de op het strand gespoelde kwal is onder den invloed der zon weldra verdampt, niet zonder de omtrekken harer regelmatige figuur in den vorm eener rozet op het zand achter te laten.
De zonderlinge wezens op den achtergrond onzer gravure zijn twee pijlstaart- of Mollukenkreeften (Limulus polyphemus), die om hunnen eigenaardigen lichaamsbouw en den steelvormigen staart van de Franschen den naam van casserole of braadpan gekregen hebben. De bovenzijde van dit dier bestaat uit twee tegen elkaar liggende gladde, gewelfde schilden, waarop men slechts met veel moeite de oogen kan vinden. Aan wapenen ontbreekt het ook dit schepsel niet. Met zes paar scharen toegerust, weet het daarvan zoowel bij ernstige gevechten als bij het spelen met andere bewoners van den bassin behendig gebruik te maken. De steekspelen, die de kreeft dikwijls met de eledone houdt, loopen intusschen meest op de nederlaag der eerste uit; want als ze eenmaal op den rug geworpen is, kan ze zich maar zelden weer oprichten, en om de in het zand uitgestrekte strijders voor een zekeren dood te bewaren, dienen de verplegers der zeemonsters het zich dagelijks tot taak te stellen, de spartelende ‘braadpannen’ voortdurend om [t]e keeren.
In den rechterbovenhoek onzer gravure bemerkt men verder eene figuur die iets van een kleinen palmboom heeft. Ook dit is een dier en wel een buisworm, aldus genoemd omdat hij in eene buis woont, welke deels door uitzweeting van kalkdeelen, deels door aanzetting van zandkorrels vanzelf om het lichaam van den worm gevormd wordt. De draden, die in den vorm eener bladerkroon boven uit de buis schieten, zijn uiterst gevoelig; de minste beroering van het water, de geringste beweging van den glazen wand van den bassin brengt teweeg dat het dier ze in zijne kokervormige woning terugtrekt.
Ten slotte komen wij tot de zonderlinge figuren, die het best bij lampions te vergelijken zijn. Het zijn eieren van den kattenhaai, bij de zeelieden ook als zeemuis en bij de geleer- | |
| |
den als Scyllium catulus bekend. Hoe zich uit dit zonderling gevormde doorschijnende ei, dat aan zijne vier hoeken aan spiraalvormig gewonden draden is opgehangen, het vraatzuchtige zeemonster ontwikkelt zal men het best waarnemen op de tweede gravure.
Deze plaat vertoont niet alleen verschillende eieren van den kattenhaai in de opeenvolgende phasen hunner ontwikkeling, maar ook een aantal jonge visschen en één volwassen kattenhaai, welke geduchte roofvisch wel een meter groot wordt.
De kattenhaai komt in de zeeën der warme en der gematigde luchtstreek voor, hoofdzakelijk in de Middellandsche Zee, maar ook in den Atlantischen Oceaan en de Oostzee, houdt zich gewoonlijk dicht bij den grond op en valt alle visschen aan, die hij maar kan doorzwelgen. Daarbij versmaadt hij intusschen ook de kreeften en weekdieren van allerlei soort niet, maar is toch vooral een hartstochtelijk liefhebber van haringen, wier scholen hij hardnekkig achtervolgt. Waar haringen voorkomen, vermenigvuldigt de kattenhaai zich op schrikbarende wijze en doet den haringjager groote afbreuk, niet alleen door de verwoestingen, die hij onder diens buit aanricht, maar ook door de schade, die hij met zijne tanden aan de netten toebrengt. Zijne vraatzucht is schier ongelooflijk, want niet alleen verzwelgt hij zooveel haringen als zijne maag maar nauwelijks bevatten kan, doch ontlast ook nu en dan door braking zijne overladen maag om weer opnieuw te beginnen. Men kan dus wel begrijpen, dat hij in het aquarium zijne eigen appartementen heeft, daar bij het anders binnen korten tijd geheel ontvolkt zou hebben.
| |
De brand van het Opera Comique te Parijs.
De ontzettende brand, die binnen weinige uren een der drukst bezochte Parijsche theaters in asch legde en talrijke slachtoffers maakte, is eene nieuwe allertreurigste bijdrage tot de statistiek der schouwburgbranden. Ook hier was de gebrekkige inrichting oorzaak, dat vele der toeschouwers en personen aan het tooneel verbonden, niet konden vluchten. Weinige dagen voor het onheil waren er nog ernstige stemmen opgegaan, die aandrongen op het nemen van maatregelen, om bij mogelijk brandgevaar bijtijds te kunnen voorzien in de dringende behoefte aan noodige uitgangen, of op middelen het gevaar te kunnen trotseeren door brandvrije constructie.
De dreigende voorspelling is vreeselijk vervuld en als we terugblikken op den noodlottigen avond van 25 Mei, dan gaat er nog eene rilling door onze leden. Meedoogenloos wreed werd de toeschouwende menigte, die alleen aan genieten dacht, opgeschrikt door den kreet van ‘brand!’ Reeds in het eerste bedrijf van het opera Mignon, wiens slottooneel een brand moest voorstellen, ontstond door een noodlottig toeval een werkelijke brand in al zijne verschrikkelijkheid.
Het vuur vond zijne eerste prooi in eene fries der decoraties van het opera Lakmé. Al had een tooneelspeler de kloekmoedigheid het met schrik geslagen publiek een oogenblik tot kalmte aan te manen, en al had een der machinisten ook de tegenwoordigheid van geest om de brandende stukken met een haak naar beneden te halen, zoodra het vuur zich mededeelde aan de zijstukken en den achterdoek ontstond er onder de toeschouwers een panische schrik. In het volgende oogenblik zocht een ieder zijn behoud in de vlucht, die voor vrouwen en zwakken allernoodlottigst werd, want velen geraakten onder den voet. Tot overmaat van ramp deed de ijzeren valscherm, die tot veiligheid was aangebracht, geen dienst, zoodat terstond een verstikkende rook de geheele ruimte vervulde en aan vele ongelukkigen het leven kostte. Bovendien werd, om ontploffing te voorkomen, de hoofdkraan der gasleiding dicht gedraaid, zoodat de toeschouwers der galerijen in de onbeschrijfelijkste wanorde dooreen woelden en de uitgangen niet konden vinden; ook waren deze bijna onmiddellijk versperd door de woedende vlammen, die overal als hydra's rondlekten en zich bliksemsnel verspreidden. In dien chaos van opeengehoopte personen liepen de vluchtelingen over de lichamen hunner medemenschen.
Ook beneden werd de vluchtende massa tegengehouden door deuren, die naar binnen opengingen en met geweld opengetrapt moesten worden om de radelooze, gillende menigte door te laten. De tooneelspelers en figuranten konden het moeilijkst vluchten en onder hen telde men vele slachtoffers. Hopeloos deden anderen den sprong om het leven en vielen te pletter op de straat.
Jammerklachten vervulden de lucht en het gedrang in de nabijheid van de plaats des onheils was levensgevaarlijk. De artisten, die aan den dood ontsnapt waren, doolden wezenloos door de menigte, en waren niet in staat een woord te uiten. Hun kleurig en luchtig tooneelcostuum was een wreede spot te midden dier jammerende vertwijfeling. Op het dak van het gebouw, dat aan eene zee van vuur geleek, teekenden zich, fantastisch vergroot, de om hulp schreiende ongelukkigen, die geen uitweg konden vinden. Zij geleken op schimmen, die opdoken uit de vuurpoelen, dreigende met dood en verwoesting. Nu en dan plofte een der beklagenswaardigen, tot het uiterste geprikkeld door de rondom hem kronkelende vuurtongen, reddeloos neder onder de pijnlijke angstkreten van hen, die hem wilden maar niet konden helpen.
Toch werden er wonderen van dapperheid verricht. De onverschrokken pompiers stegen op torenhooge ladders naar boven, werkten zich op en klauterden tegen kroonlijst en fries over krakende balken van het vlammende dak, om onder de daverende toejuichingen de bezwijmde slachtoffers, die anders onfeilbaar eene prooi der vlammen moesten worden, langs de waggelende ladders als een kostbare buit mede te dragen. Talrijk zijn de episoden en treffende voorvallen van zelfopoffering, ten bewijze, dat de grootheid van 's menschen moed berekend is op den worstelstrijd met de vernielende elementen. Waarlijk tragisch was het te zien, hoe de bruingeschroeide pompiers met geblutsten helm en aan flarden gescheurden kiel, doorweekt van het water, de roerlooze en verminkte dooden en gewonden wegdroegen op hunne krachtige schouders, te midden der saamgepakte menigte, die eerbiedig terugdrong en onder doodsche stilte de hoofden ontblootte.
Geheel Parijs was saamgestroomd, en onvergetelijk was het oogenblik, toen de koepel van het gebouw onder onheilspellend gekraak met breed uitwaaiende wolken van rook, stof en vuur nederstortte. Krankzinnig van angst zochten moeders vertwijfelend naar hun kind, echtgenooten naar hunne vrouw, kinderen naar hunne ouders. De omliggende hotels en politieposten waren in hospitalen of lijkenhuizen herschapen.
Het theater van het Opéra Comique, wiens voorgevel in de Rue Marivaux, gezien van den Boulevard des Italiens, onze gravure voorstelt, terwijl de vlammen er binnen woeden en hoog uitslaan boven het dak, lag weldra in puin, nadat het aantal weggedragen lijken meer dan tachtig bedroeg.
Eerst toen het vuur bedaard was, kon men de ramp overzien De puinen rezen in hunne verschroeide naaktheid, als het beeld der verwoesting, spookachtig omhoog en vormden een reusachtig grafteeken op den verpletterden, geblakerden en verstikten hoop dooden. Vreeselijk was het om te zien, hoe het gebouw vol pracht en weelde in een schouwtooneel van ellende en vergane grootheid veranderd was. De contrasten, die de puinhoopen door het grillig spelen van het toeval te aanschouwen gaven, waren indrukwekkend. Verguld tooneeldecoratief, door het spel der vlammen half gespaard, lag op zwart gebrande, verkoolde kolommen Onder die verbrokkelde en verbrande pilaren en balken van het gebouw haalde men voortdurend verkoolde lijken te voorschijn, die onder hartverscheurend geween door bloedverwanten en kennissen werden onderzocht en slechts kenbaar waren aan een sieraad of een of ander eigenaardig teeken.
Talloos zijn nog de bijzonderheden, die in de dagen van het ongeluk de ronde deden, tooneelen van schrik, waaraan liever niet meer herinnerd moet worden. Zelden is Parijs, het moderne Babylon, zoo geducht opgeschrikt uit zijn zwijmelroes van weelde en genot. Geweldig was de indruk, maar die stad van vermaken, waar de grootste contrasten naast elkaar wonen, meent met eene aalmoes zooveel te vergoeden.... en vergeet dan weer.
| |
Nog een modern Wereldwonder.
(Slot.)
Ziehier eenige gegevens, waardoor men zich eenigszins een denkbeeld zal kunnen vormen van de ontzettende massa materialen, die moeten verwerkt worden.
Aardewerken en gelijkmaking |
100.000 kub. Ms. |
Fondamenten, beton enz. |
18.000 kub. Ms. |
Soubassement, metsel- en gehouwen steen |
5.000 kub. Ms. |
Zwaar hout |
10.000 kub. Ms. |
IJzerwerk |
400.000 Kilogr. |
Metaalbekleeding |
32.000 vrk. Ms. |
Pleister- en aanvullingswerk |
30 000 vrk. Ms. |
Glaswerk |
7.000 vrk. Ms. |
De toren weegt dan ook met de fondeeringen ongeveer 60 millioen kilogrammen. De oppervlakte, waarover dat gewicht verdeeld is, is zóó aanzienlijk, dat de drukking op den bodem geen 2 kilogrammen per vierkanten centimeter bedraagt, dat wil zeggen, dat die nog beneden de drukking blijft, die een gewoon huis op den bodem uitoefent.
Omtrent de lokalen in den toren aangebracht, verdient het volgende nog de aandacht: De balustraden van den top zijn gezamenlijk 160 Meters, die van het kursaal meer dan 500 Meters lang; de terrastrappen van het laatste worden 1.50 Meters breed.
Het hotel heeft drie verdiepingen, verkrijgt een salon van 22.50 op 10 Meters, eene eetzaal van 12 50 op 10 Meters en 55 slaapkamers, alle op breede balkons uitkomende, waarvan het uitzicht zeker niet door de muren der geburen zal belemmerd worden; men zal er niet zelden 's morgens bij het opstaan ‘zijne handen in de wolken kunnen wasschen,’ en er voorzeker geen last hebben van straatgerucht, dat tot deze hoogte niet meer doordringt. Zij, die bij voorbeeld de tweede galerij van den O.-L.-V.-toren te Antwerpen beklommen hebben, weten, dat men daar de beweging onder zich volkomen en in alle bijzonderheden gadeslaat, doch van de geluiden der benedenwereld totaal niets meer verneemt Het hotel gelijkt een reusachtigen glazen lantaarn, met naar alle zijden een onovertrefbaar panorama tot uitzicht.
Het café-restaurant bevat eene kruisvormige middelzaal, waarvan de armen 45 Meters lang en 10 Meters breed zijn, en die eene opper vlakte van 800 vierkante Meters bezit. Vier zijzalen zijn gezamenlijk 480 vierkante Meters groot, en het wandelbalkon buiten, van 2 Meters breedte, beslaat 352 vierkante Meters zoodat het kursaal 1632 vierkante Meters ruimte aanbiedt. Het zal natuurlijk prachtig worden gedecoreerd en ingericht. Ook daarbij behooren lager gelegene keukens, kamers voor personeel, kelders enz.
Gelijkvloers wordt toegang tot den toren, de trappen en ascenseurs gegeven, door de centrale ingangen, die elkander in rechthoekige galerijen van 60 Meters lengte, 10 Meters breedte en 17 Meters hoogte snijden en dus reusachtige kruisgangen vormen.
Enkele mededeelingen omtrent de financieele zijde van het plan zullen waarschijnlijk velen belang inboezemen.
Dat zulk een werk groote uitgaven vordert, ligt voor de hand; intusschen verzekeren de ontwerpers, dat hun toren voor 2 225.000 franks zal worden gebouwd, welke som men vinden
| |
| |
wil door inschrijvingen ten bedrage van 100 franks, ieder verdeeld in onderdeden van 10 franks, en ieder onderdeel vergezeld van een bewijs tot opstijging tot de volle hoogte; er moeten dus 22.250 aandeelen worden geplaatst. Die aandeelen stellen het kapitaal voor, waarvan de bezitters het recht zullen hebben op verdeeling der ontvangsten, die gevonden moeten worden uit de verhuring der koffiehuizen, kursaal, hotel en verdere lokalen, en uit de inkomsten voor de opstijging door het publiek te betalen.
voeding van actiniën in het aquarium.
De ascenseurs zijn er op berekend, om gedurende de zes maanden van den duur der tentoonstelling 350.000 bezoekers tot 300 Meters, 600.000 tot 200, en 20.000 000 tot 65 Meters hoogte te kunnen opvoeren, tusschen 10 uur 's morgens en 8 uur des avonds, dat is de tijd
| |
| |
gedurende welke de toren voor het publiek opengesteld zal worden.
De prijzen zijn gesteld op 10 franks voor de grootste hoogte, 5 franks voor de galerijen van het hotel Belvedère, en 1 frank voor het café-restaurant. Tot deze laatste hoogte van 65 Meters is het gebruik der trappen voor het publiek vrij. Voor iederen bezoeker is een gemiddeld verblijf op den toren van twee uren aangenomen.
kattenhaai met jongen en eieren.
Het denkbeeld om aan de toekomstige bezoekers zelven het kapitaal te doen vormen, vindt in onze pers veel bijval. Zij nemen er door deel in eene eerlijke onderneming, die eene niet te verwerpen winst zal kunnen afwerpen, ook voor de stad Brussel en hare ingezetenen.
De financiëele zijde der onderneming zal onder beheer komen van eene afzonderlijke commissie uit degelijke lieden gekozen. Reeds nu bestaat
| |
| |
er alle kans dat het ontwerp tot uitvoering zal komen. Zelfs is reeds het denkbeeld geopperd om ook in andere hoofdplaatsen van Europa dergelijke monumenten op te richten en in exploitatie te brengen. Het kon er echter in dat geval wel eens mede gaan als met de panorama's, die zoodra er te veel van kwamen, natuurlijk ophielden winstgevende ondernemingen te zijn.
Blijft de vraag van het nut der onderneming. Behalve dat ze, gelijk de ontwerpers aantoonen, eene winstgevende zijn zal, moet niet uit het oog worden verloren, dat er gedurende langer dan een jaar meer dan duizend werklieden hun brood mede zullen verdienen, eene zijde van het vraagstuk, die in deze tijden van werkgebrek de opmerkzaamheid wel verdient.
Maar er is meer: als observatorium voor metereologische waarnemingen kan het bouwwerk zeer nuttige diensten bewijzen. We bezitten nog zeer onvolledige hypothesen omtrent de vorming en den val van regen en hagel. Daar de werking der electriciteit hoogst waarschijnlijk op groote hoogte sterker wordt, zal het observatorium ook op dit veld, waarop nog zooveel te leeren valt, uitstekende diensten aan de wetenschap kunnen bewijzen. Vele Belgische geleerden, die op het gebied der wetenschap een uitstekenden naam hebben, zijn dan ook met het plan zeer ingenomen.
De toren belooft voor Brussel niet alleen een eenig artistiek werk te worden, waardoor het gedurende de tentoonstelling eene massa vreemde bezoekers tot zich trekken zal, maar de onderneming zal, gelijk het voornemen is, gedurende nog vele jaren met voordeel kunnen geëxploiteerd worden. Tot zulk eene hoogte op te stijgen toch is eene gewaarwording en biedt een schouwspel aan, dat tot heden alleen stoutmoedige luchtreizigers en bergbeklimmers konden genieten, en dan nog alleen met gevaar voor lijf en leden.
Slechts zeer weinig menschen kunnen zich een denkbeeld vormen van eene hoogte van 300 meters. Om daaraan te gemoet te komen deelen we nog mede dat men zich voorstellen moet, dat bij betrokkene lucht en laag drijvende wolken, een groot deel van den toren aan het gezicht van de menschen beneden zal zijn onttrokken; ze zullen dien dan in de wolken zien verdwijnen, terwijl zij, die zich boven bevinden, dan niet zelden het vreemde schouwspel van zonneschijn op de wolkenmassa's zullen kunnen gadeslaan, doch daarentegen een groot deel van het ondermaansche uit het gezicht zullen verliezen.
Men kan zich de lengte van 300 Meters verder ongeveer voorstellen, wanneer men op een vrijen weg 400 passen gaat van de lengte van die, waarmede onze militairen marcheeren. Stelt men zich nu die lengte opgericht voor, zoo heeft men de afmeting van den Brusselschen toren.
Op onze afbeelding vindt men tevens aangegeven de hoogte van twee voorname Hollandsche bouwwerken. Men ziet welk een ontzaggelijken aanblik dus de Brusselsche toren zal aanbieden. Aangezien nu vele onzer lezers geene dier aangegeven gebouwen gezien hebben, maar daarentegen wellicht Belgische monumenten kennen, zoo geven we hieronder nog de hoogte van sommige aan. Men kan die desverkiezende met den passer naast den Brusselschen toren uitzetten.
Antwerpen, O.-L.-V.-toren 130. Brugge, O.-L.-V.-toren 120. Brussel, torens van de St. Gudula 64. Id. Paleis van Justitie met koepel, 97.50. Stadhuistoren met den St. Michael van 5 Meters er bij gerekend, 119. Congres-kolom met het beeld, 49. Gent, Belfort, 118. Mechelen, St. Rombout, 99. Oostende, Vuurtoren, 57.
En hiermede hebben we onzen lezers de beschrijving gegeven van een kunstwerk, dat in zeer hooge mate de aandacht niet alleen van deskundigen reeds nu trekt, maar zeker niet minder de opmerkzaamheid zal gaande maken van het algemeen, wanneer het tot uitvoering zal zijn gebracht. Het is intusschen te hopen dat in deze veelbewogen tijden, gedurende den bouw geene spraakverwarring ontstaat onder de heeren diplomaten en dat dit groote werk des vredes niet alleen zijne spits weldra ten hemel zal mogen verheffen als zinnebeeld van 's menschen streven naar hooger, maar ook jaren lang zal blijven getuigen van 't geen rustige samenwerking van welgezinde burgers vermag.
|
|