weldra de betrekking van schildwacht en vervulde die met zeer veel stiptheid. De muizen vloden heen alleen op het zien van de kat en de leeuw sliep zoolang hij verkoos, want niets verstoorde meer zijne koninklijke rust; van zijn kant betoonde hij zich zeer genegen jegens de kat, die bij den dag in zijne gunst steeg.
De kat kweet zich van hare plichten met de noodige omzichtigheid; zij hield de muizen op een afstand, maar wachtte zich wel er eene van op te peuzelen; want: aldus redeneerde zij, wanneer ik er niet meer noodig was, zou ook de gunst, die ik geniet, weldra afnemen.
Op zekeren dag bracht de kat een harer jongen voor den leeuw, en vroeg aan sire of haar zoontje voor een enkelen nacht den post, dien zij zelve gewoon was te vervullen, mocht overnemen, aangezien eene familiezaak van aanbelang hare tegenwoordigheid dringend elders vereischte. Den volgenden dag, voegde zij er bij, zou zij terugkomen ten einde hare taak weder op zich te nemen. De leeuw gaf zijne toestemming en de kat vertrok.
De jonge kater doodde echter al de muizen, die het waagden zich te vertoonen.
In een nacht vermoordde hij ze allen.
Den volgenden dag kwam de oude kat terug en zag de verwoesting door haren zoon aangericht.
‘Wat hebt gij gedaan?’ vroeg zij; ‘waarom hebt gij al de muizen doodgebeten?’
‘Waarom hebt gij vóór uw vertrek mij niet gewaarschuwd?’ antwoordde het jong; ‘gij hadt het mij moeten verbieden.’
Beiden hadden berouw; maar te laat.
Weinige dagen later onthief de leeuw, die nu de kat niet meer noodig had, deze van de betrekking, die zij bij zijne majesteit vervulde en gaf haar heur afscheid.
Het is niet alleen in het Oosten, dat deze fabel hare toepassing vindt; te allen tijde hebben ook in het Westen hooggeplaatste personen zich onmisbaar trachten te maken, helaas! niet altijd door geoorloofde middelen.