al was het maar om de nederigste diensten te verrichten, daar hij de wereld en hare ijdelheden moe geworden was en zich uitsluitend aan het heil zijner ziel wenschte te wijden. Zijn verzoek werd toegestaan en men gaf hem den juist opengevallen post van portier, alsmede den kloosternaam Fra Bartolomeo.
De jonge kloosterling wijdde zich met hart en ziel aan de plichten van zijn nieuwen stand, leefde den kloosterregel voorbeeldig na, maar zonderde zich overigens zooveel mogelijk van zijne medebroeders af, die zich trouwens ook weinig om den nederigen portier bekommerden. Alleen de abt zag in zijn novice iets buitengewoons, doch liet daarvan uitwendig niets blijken; hij bepaalde er zich enkel toe, dezen nauwkeurig gade te slaan en merkte op dat, zoo vaak de portier de schilderstukken van Angelico in het klooster voorbijging, zijne oogen van bezielden geestdrift schitterden; ook was het hem bij het openen van het bewuste pakket opgevallen, dat zich daarin eene portefeuille met bijzonder fraaie teekeningen bevond.
Intusschen onderscheidde Fra Bartolomeo zich in niets van zijne medebroeders dan door zijn ijver en zijne godsvrucht, zoodat de abt er op aandrong dat hij zich tot het priesterschap zou voorbereiden: doch de nederige kloosterling wees dit voorstel beslist van de hand, zeggende dat hij zich niet waardig gevoelde zulk een verlieven stand te omhelzen. Hij verlangde niets anders dan portier te blijven en nam dien bescheiden post dan ook verscheidene jaren achtereen met de grootste nauwgezetheid waar, tot er eindelijk iets voorviel wat den eenvoudigen broeder plotseling tot den trots van het klooster zou maken.
Het was in het jaar 1504; de geheele kunstwereld van Florence was in beweging en ook in het klooster van San Marco heerschte ongewone bedrijvigheid. De man namelijk die algemeen als de koning der kunstenaars erkend werd, de groote Rafael Sanzio zou de stad met een bezoek vereeren. Hij werd met schitterende huldeblijken ontvangen; de Senaat richtte kostelijke feestmalen aan, maar meer dan dat alles trok den kunstenaar het klooster van San Marco aan, waar hij de fresco's van den grooten meester Fra Angelico zou bewonderen.
De gevierden Rafael sloeg geen acht op den bleeken schuchteren portier, wiens oog gloeide toen hij den grooten meester de kloosterdeuren ontsloot, maar die onverschilligheid maakte voor de levendigste belangstelling plaats, toen de abt hem de bewuste teekeningen als het werk van den eenvoudigen kloosterling liet zien. Als alle waarlijk groote geesten kende Rafael geene afgunst, en nauwelijks had hij de portefeuille doorbladerd of hij gaf als zijn oordeel te kennen dat die teekeningen van eene meesterhand afkomstig waren, welke voor de zijne niet onderdeed.
‘Heer abt,’ zeide hij, ‘dit is het werk van een meester bij Gods genade, met wien zich weinigen meten kunnen, een meester, die zelfs niets behoeft achter te staan bij hem, wien uw klooster zijne vermaardheid in de kunstwereld dankt. ‘Wèl is dit huis bijzander van God gezegend; want het ware inderdaad reeds genoeg dat God u een Fiesole gegeven heeft, en zonder dat gij het vermoedt herbergt uw convent een tweeden meester, die voor den eersten niet onderdoet en die hem, met de rijkere middelen, welke onzen tijd ten dienste staan, nog achterhalen zal. Gij moet mij met den man bekend maken.’
Met de onweerstaanbare minzaamheid, die Rafael eigen was, trok de groote schilder zich den nederigen kloosterbroeder aan. Het kostte hem groote moeite dezen aan de eenzaamheid te onttrekken, maar Rafaels onvermoeid geduld slaagde er toch eindelijk in. Hij kwam meermalen in het klooster terug en Fra Bartolomeo moest hem steeds gezelschap houden als hij de fresco's van Fra Angelico bestudeerde; dan gaf de schilder zich alle moeite om den kloosterling tot spreken te bewegen jen wist alzoo ongemerkt de sluimerende vonk zijner kunstliefde weder te doen ontvlammen. Langzamerhand sloot Fra Bartolomeo zich bij den grooten meester aan, die hem geheel als gelijke behandelde; hij sloeg dezen bij den arbeid gade, begon weer belang te stellen in de kunst, zette zich allengs zelf weer aan het teekenen en het ontwerpen van schetsen en aldus ontstond een echte kunstenaarsomgang, die beiden ten goede kwam. Fra Bartolomeo werd door Rafael in de geheimen der perspectiefleer ingewijd en deze bekende later zelf dat hij met betrekking tot de zachtheid en warmte van het koloriet en de leer der draperieën veel van zijn vriend geleerd had. Kortom, het bleek dat de portier van het klooster San Marco een volleerd kunstenaar was, die zich reeds vroeger onder den naam van Maestro Baccio een aanmerkelijken naam had verworven door kunstvolle schilderstukken, van welke eenige zelfs door het hof waren aangekocht.
Baccio had in dien tijd aanvankelijk de pas opkomende realistische richting gevolgd, welke de streng mystieke school van Fra Angelico den oorlog aandeed. Die richting brak met het stijve en conventioneele, wat die school, vooral bij hare minder begaafde volgelingen, eigen was, maar verviel door eene te trouwe nabootsing der natuur tot een ander uiterste. Het zinnelijke en vleeschelijke verdrong het verheven ideale der christelijke kunst en tot zelfs in de beelden van Madonna's en engelen schemerde het model, in zijne schilderachtige, maar soms onkiesche naaktheid door. De jeugdige Baccio liet zich meesleepen door het verleidelijke dezer kunst, welke in Cosimo Rosselli en Leonardo da Vinci hare grootste beoefenaars vond, totdat op zekeren dag het aanhooren eener strenge boetpredikatie van Savonarola hem tot andere gedachten bracht. Hij zag het wulpsche en zondige in, waarop de kunstrichting, welke hij tot dusver gevolgd was, moest uitloopen en terwijl de inwoners van Florence, door het bezielde woord van den redenaar aangevuurd, hunne pronkgewaden en ijdele sieraden voor de deur der kerk verbrandden, wierp de kunstenaar zijne schetsboeken en teekeningen in het vuur, vast besloten zich nooit meer zoover door de studie der natuur te laten meesleepen, dat de reinheid zijner ziel en de innigheid van zijn geloof er schade door leden. Hij hield woord; wel leefde hij nog uitsluitend voor zijne kunst, maar wijdde zich slechts aan godsdienstige compositiën; het louter afbeelden van natuurlijke schoonheden zonder gedachte of zedelijke strekking kwam hem voor als zondig, als eene ontwijding der kunst, welke alleen ter eere van haar Schepper behoorde te arbeiden. Hij legde zich met ijver op de studie der drapeering toe en bracht het daar weldra zoover in dat hij algemeen voor den grootsten meester gold in het plooien van de gewaden der figuren en de overlevering hem zelfs de uitvinding toeschrijft om ledepoppen voor de studie schilderderachtig met kleedingstoffen
te drapeeren.
Inmiddels werd geheel Florence in rep en roer gebracht door de predikatiën van Savonarola, die in zijn hartstochtelijken, dweepzieken ijver niets ontzag, ten slotte tot dwaalbegrippen verviel en eindelijk als oproermaker op den brandstapel het leven liet. Aan die koortsachtige beweging had de jonge schilder een werkzaam aandeel genomen, en het tragisch uiteinde daarvan had een vreeselijken indruk op hem gemaakt. Op de politieke overspanning was eene doodelijke moedeloosheid gevolgd; de kunstenaar was als dood voor zijne kunst, al zijne idealen waren vervlogen, en niet eerder keerde de kalmte in zijn gemoed terug, dan toen hij in het klooster van San Marco door gestadige plichtsvervulling de gedachte aan zijn stormachtig verleden had gesmoord.
Om dat verleden uit te wisschen en zich ongehinderd aan de heiliging zijner ziel te kunnen wijden had hij zelfs zijne kunst ten offer gebracht, en eerst op het aanhoudend aandringen van Rafael en op het strenge gebod van zijn abt, besloot hij er toe zich weer aan haar te wijden en haar uitsluitend aan de eer van God dienstboar te maken.
De abt deed al het mogelijke om dit besluit bij hem levendig te houden; nu moest hij dit, dan dat oude schilderstuk herstellen en weldra nieuwe vervaardigen. Na Rafaels vertrek dreigde Fra Bartolomeo weer in zijne oude verdooving terug te zinken, en niet zelden moest de abt van zijn geestelijk gezag gebruik maken en den kloosterling aan zijne gelofte van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid herinneren, om hem aan het werk te houden. Hij bezocht hem dikwijls in zijne cel, sloeg zijn arbeid gade, en zorgde er steeds voor dat Fra Bartolomeo onderwerpen had, waaraan hij niet alleen uit kloosterlijke gehoorzaamheid, maar met al den geestdrift zijner kunstenaarsziel kon arbeiden.
Het klooster San Marco, waar de schilder tot het einde van zijn leven werkzaam bleef, plukte dan ook voornamelijk de vruchten van zijn penseel, maar toch zijn er in verscheidene kerken en kunstverzamelingen nog stukken van zijne hand te vinden, die allen getuigen van de standvastigheid, waarmede hij zijne gelofte nakwam van uitsluitend heilige onderwerpen te kiezen. Aan den ernst en de strengheid van Fra Angelico paart Baccio de zachtheid en warmte van Leonardo da Vinci en vooral is de bevalligheid zijner Madonna's beroemd, in wier gelaat hij den glans der heiligheid met eene teedere vrouwelijke schoonheid wist te versmelten. In de jaren, die hem nog vergund waren, sedert Rafael hem tot nieuwe werkzaamheid opwekte, moet hij bijzonder ijverig geweest zijn; want er bestaan uit dat tijdperk vele scheppingen van zijne hand, die bijna alle op dezelfde volmaaktheid kunnen bogen. En toch was het hem niet lang vergund zich aan de christelijke kunst te wijden; zijne stormachtige jongelingschap had hem vóór den tijd verouderd en hij stierf reeds op 47jarigen leeftijd in 1507.
Slechts eenmaal heeft hij het klooster San Marco verlaten om zijn vriend Rafael te Rome op te zoeken, waar hij met hem en Michel Angelo een tijd lang samenwerkte. In het Quirinaal zijn van zijne hand de apostelen Petrus en Paulus maar de Petrus is door Rafael afgewerkt, want Fra Bartolomeo liet hem onvoltooid, onweerstaanbaar aangetrokken door de stilte van het klooster, waar hij alleen kon zijn met God en met zijn dierbaren meester Fra Angelico.