Anecdoten uit de dierenwereld.
De chimpanzé.
Volgens de meeste natuuronderzoekers is de Chimpanzé van alle bekende apen diegene, welke den mensch het meest nabijkomt, niet alleen wegens het volumen zijner hersenen, maar ook wegens zijne geheele bewerktuiging.
De bouw van het hoofd, de grootere mate van verstand, die uit zijne gelaatstrekken spreekt, zijne breede armen, die beter met de lichaamsgestalte in evenredigheid zijn dan bij de andere apen, de grootte en de volkomenheid van den duim, de ronding der dijen, de meer menschelijke vorm der voeten en de bijna loodrechte gang, die het gevolg daarvan is, de aard der klanken, die hij in sommige omstandigheden laat hooren, dat alles werkt samen om den Chimpanzé van de andere apen te onderscheiden en hem meer tot den mensch te doen naderen.
Linnaeus had in den eersten druk van zijn Natuurstelsel er eene soort van het geslacht homo van gemaakt, onder den naam, van homo silvestris of boschmensch. Later heeft men er een afzonderlijk geslacht van gemaakt, het troglodyten geslacht der Zoölogen, en de echte soort draagt den naam van troglodyt niger, of zwarte Chimpanzé. Deze aap heeft een rond voorhoofd, dat verscholen ligt achter de wenkbrauwbogen, die zeer sterk ontwikkeld zijn; zijn gelaat is bruin en naakt, met uitzondering van de wangen, die als het ware van bakkebaarden zijn voorzien; hij heeft kleine oogen vol uitdrukking, een platten neus en een wijden mond. De Chimpanzé bereikt eene lengte van vijf à zes voet, en als hij op een stok leunt, kan hij eenige oogenblikken rechtop loopen. Zijn lichaam is met haar bedekt, op den rug, de schouders, en de beenen het meest, en dat haar is gewoonlijk zwart.
Dit schrandere wezen bewoont Afrika, en men heeft het nog slechts gevonden in de bosschen van Congo en van Guinea.
Jong zijn de Chimpanzé's vatbaar om allerlei zaken te leeren; zij leeren zich aan tafel te gedragen als beschaafde menschen; zij eten van alles, voornamelijk van suikerwerk. Men kan ze aan sterke dranken gewennen.
Zij gebruiken een mes, eene vork en een lepel; de personen, die hen komen bezoeken, ontvangen zij beleefd, zij blijven hun gezelschap houden en doen hen uitgeleide.
De Chimpanzé houdt veel van schitterende kleuren en staat op, wanneer eene sierlijk gekleede dame hem nadert.
Hij staat gaarne aan de ramen te kijken, de voorbijgaande paarden en rijtuigen verrassen hem en doen hem veel genoegen.
Die candidaat voor de menschheid heeft eene betrekkelijk zachte uitdrukking in zijne oogen; hij is bevallig in zijne vormen en beschaafd in zijne manieren. Tusschen de vermogens van den Chimpanzé en die van den Orang-Oetan bestaat hetzelfde verschil als tusschen de uiterlijke kenmerken van die beide dieren.
christene martelaars worden uit den circus grafwaarts gedragen, naar a. baur.
Kapitein Payne verhaalt in de volgende woorden de zeden van zulken aap, die met een koopvaardijschip van de oevers der Gambia was gekomen, en die hij in 1831 naar Londen moest brengen.
‘Toen dit dier aan boord kwam,’ zegt hij, ‘gaf hij aan eenige matrozen eene hand, maar weigerde dat teeken van vertrouwen, en zelfs toornig, aan eenige anderen, zonder eene blijkbare reden. Weldra werd hij echter met de geheele bemanning gemeenzaam, een scheepsjongen uitgezonderd, met wien hij zich nooit heeft willen verzoenen.
‘Als het eten der matrozen op het dek gebracht werd, bleef hij steeds toekijken, ging dan de tafel rond en omhelsde schreeuwend iederen gast; daarna ging hij tusschen hen zitten om de spijzen met hen te deelen. Somtijds drukte hij zijn toorn uit door een soort van geblaf als dat van een hond; een ander maal schreeuwde hij als een pruilend kind en krabde zich heftig.
‘Als men hem wat lekkers gaf, vooral suikergoed, drukte hij zijne tevredenheid uit door een klank als hum!, dien hij op hollen toon uitte.
‘De verscheidenheid der klanken van zijne taal scheen overigens niet zeer groot. Op de warme breedten was hij vroolijk en druk; maar hij begon te kwijnen toen hij de heete luchtstreek had verlaten. Toen hij de Fransche kust naderde, toonde hij de begeerte om zich in warme dekens te wikkelen.
‘Hij was geenszins ongevoelig voor behaagzucht. Hij stelde er eene soort van eigenliefde in om manskleederen te dragen. Dikwijls zag men hem met een punthoed deftig op het dek wandelen.’
Het museum voor natuurlijke historie te P rijs bezat, eenige jaren geleden, een Chimpanzé, die veel verstand toonde te bezitten. Eens dat men hem, ik weet niet waarom, had opgesloten, ondervond hij dezelfde gewaarwording als alle gevangene levende wezens, de begeerte namelijk om zich te bevrijden. Maar hij toonde bij de pogingen, die hij daartoe aanwendde, zeer veel overleg. Hij vestigde eerst zijne oogen op de deur der kamer, waar binnen hij gevangen werd gehouden; maar de deur was op slot, en de sleutel hing aan een spijker.
De aap werd door dien hinderpaal niet ontmoedigd. Hij ging op zijne teenen staan en trachtte zoo den sleutel te krijgen; maar zijne gestalte was te klein en de spijker was te hoog, dan dat het dier dien met zijne hand kon bereiken. Na eenige vruchtelooze pogingen, waarbij hij evenveel volharding als schranderheid aan den dag legde, kwam hij tot de overtuiging, dat hij met zijne vingers nooit den sleutel kon raken; hij klom daarom op een stoel en nam den sleutel van den spijker. Daarop stak hij dien zeer behendig in het slot en opende de deur.
Wij halen nog een feit aan, dat ons een bewijs te meer levert voor den hoogen graad van ontwikkeling, dien het verstand der apen kan bereiken. Drie of vier kinderen vermaakten zich eens op de markt te Algiers met het kijken naar eenige apen, die bij de tonen van eene rinkelbommel eenige dansen uitvoerden, en vooral bewonderden zij een van die dieren, dat verwonderlijk goed dat instrument bespeelde, terwijl het daarenboven zijn armen blinden meester tot gids diende, en dit met zooveel behendigheid en voorkomendheid deed, dat het te dien opzichte menigeen, wien die zorg is opgedragen, beschaamd maakte. Van tijd tot tijd ging dat aardige dier bij de toeschouwers rond, stelde den blinde aan elk hunner voor en hield te gelijker tijd de rinkelbommel op om eene aalmoes.
Het regende klein geld en vruchten op het instrument. De aap deed onmiddellijk het geld in de tasch van zijnen meester zonder er iets van achter te houden, aldus een navolgenswaardig voorbeeld gevende.
De kinderen, waarvan wij hierboven gesproken hebben, waren de eerste geweest, die telkens hunne offerande hadden gelegd in de rinkelbommel, en telkens waren dat zilverstukjes geweest.
Op eens geeft een der kinderen, het jongste, een schreeuw en brengt zijne hand aan zijn hoofd. Een dief had hem zijne fez willen ontnemen, die met paarlen en goudstukjes versierd was; daar hem dit, dank zij den keelband, niet gelukte, stelde hij zich tevreden, met een groot goudstuk, een mahmoudic van 80 piasters, er af te rukken. De dief werd terstond gegrepen; raadt eens door wien?
Door den aap, die den dief onder de menigte