[Nummer 35]
Onze gravures.
eene vlaamsche grootmoeder.
De Lente en de Winter des levens, de droomerige jeugd en de droomende grijsheid, hier de bloeiende jongheid, die den verschrompelden ouderdom ondersteunen komt, daar de nog krachtige ouderling, die de onbeholpen kindsheid bewaakt.... ziedaar de onderwerpen of liever het onderwerp onzer platen, want in dien zin beschouwd vormen zij een geheel vol sprekende en treffende tegenstelling.
De levenslente wordt hier voorgesteld door eene jonge friezin. Wel is waar zou men bij den eersten oogslag niet zeggen in dit fijnbesneden gezichtje met zijne zachte uitdrukking, in dit tengere meisjesbeeld, eene dochter voor zich te zien van die kloeke en stuursche Friezen, welke in de laatste tijden door hunne buitengewone behendigheid in het schaatsenrijden zoozeer van zich hebben doen spreken. En toch is de studiekop van Johanna von Pritzelwitz wel degelijk een type. Dat blonde meisje, met die fluweelige, hemelblauwe oogen is inderdaad een kind van het land der hemelblauwe meren en der blauwachtige zee met hare blonde duinen. Het droomerig waas, dat over hare trekken ligt, spreekt ons van de nevelen, die den hemel haars vaderlands bedekken; de koelheid harer wezenstrekken, het bedaarde van haar oogopslag vertoont ons een karakterbeeld der bewoners van het koude Noorden in zijne beminnelijkste gedaante.
De Winter des levens wordt vertoond door eene vlaamsche grootmoeder, in de nationale dracht onzer streken, in den alouden kapmantel, welke in de groote steden misschien in onbruik begint te geraken, maar die hier ten platten lande nog algemeen in eer gehouden wordt. Een zilveren haarkrans, wiens lichte ordeloosheid zelfs niets van zijne eerbiedwaardigheid afnemen kan, omlijst het droomende gelaat, dat trots zijne rimpels nog eene zekere innemende uitdrukking behouden heeft. De gekruiste handen op grootmoeders schoot duiden hare gemoedsrust aan, terwijl haar matte, starende blik ons zegt, dat haar geest in gepeinzen afdwaalt. Er ligt wel iet of wat bekommernis in den oogslag der oude vrouw, maar de bloementak in hare hand weerspreekt dit vermoeden en doel ons met meer grond veronderstellen, dat