zonnestralen dringen zijn graf binnen en hij ontwaart de schemering van den naderenden dag. Weldra, op een warmen lentemorgen, voelt hij zich van een hooger leven doordrongen, hij wentelt den steen van zijn graf, en stijgt met zijn verheerlijkt lichaam hemelwaarts.
Wat is er geworden van het ei, van de larve, van de pop? Schitterend insect, geniet het leven! Maanden, jaren lang hebt gij het verwacht. Spreid uwe vleugelen in den dampkring uit; het azuur des hemels en de geur der bloemen zijn voortaan uwe wereld. Laat u wiegen op de lichtstralen en breng voor de eerste maal den beker van den wellust aan uwe lippen! Maar, helaas! vrijheid en geluk gaan spoedig voorbij. De zon, die u hedenmorgen uit het duister te voorschijn riep, daalt reeds ter kimme. Leg uwe eieren aan den voet der plante neder, opdat zij u een nageslacht verzekeren, dat gij niet zult kennen; want de laatste zonnestralen verdwijnen, de koude van den nacht doet uwe vleugels verstijven en gij verzinkt in de rust om niet weer te ontwaken.
Die gedaanteverwisselingen zijn zonderling en aan het levensstelsel, waartoe wij behooren, geheel vreemd. Het zou ons een wonder toeschijnen, zegt Réaumur, sprekende over de pop van de vlieg, als men ons verhaalde van zeker viervoetig dier ter grootte van een beer of een os, dat op zekeren tijd van het jaar, bij het naderen van den winter bij voorbeeld, zich geheel van zijne huid ontdoet om er eene woning van te maken, die hem tegen den invloed van de lucht en de aanvallen van andere dieren beschermt. Dat wonder geschiedt in 't klein bij de gedaanteverwisseling van onzen worm. Hij ontdoet zich van zijne huid en maakt daarvan eene hechte, goed gesloten woonplaats.
Thans komen wij tot een der belangrijkste kenmerken van den bouw der insecten, tot zijne spierkracht, die betrekkelijk veel grooter is dan de onze of die der groote dieren.
Door middel van een krachtmeter heeft men aangetoond, dat de spierkracht van een man, die met beide handen trekt, omstreeks 55 kilogrammen bedraagt, en die van de vrouw 33 kil. Wij kunnen zelfs niet het gewicht van ons lichaam voorttrekken. Het paard trekt nog minder: een paard, dat 600 kil. weegt, trekt maar omstreekt 400 kilogrammen.
De meikever is veel sterker dan wij. Hij kan eene trekkracht uitoefenen, die veertien maal zoo groot is als het gewicht van zijn eigen lichaam. Uit de proefnemingen van Plateau is gebleken, dat de Cabarus auratus zeventien malen het gewicht van zijn lichaam trekt, de bie twintig maal, de Doncia nymphea twee en veertig maal. Wanneer het paard de kracht dezer laatste bezat, zou het een gewicht van 25,000 kil. kunnen trekken. Geoffroy verhaalt dat een Engelsch werkman eene koets van ivoor had vervaardigd. Op den bok zat een koetsier met een hond aan zijne voeten; vier personen zaten in het rijtuig en twee lakeien stonden er achter op. Die geheele equipage werd door eene vloo voortgetrokken. Over eenigen tijd zagen wij op eene foor, eenige geleerde vlooien. Voor een gouden berline met vier wielen waren twee vlooien gespannen. Eene derde zat op den bok als koetsier en hield eene zweep in den poot. Twee andere vlooien trokken een kanon voort. Dertig vlooien exerceerden, enz.
Wij hebben allen wel eens eene vloo zien springen. Die aardige parasiet overtreft nooit de lengte van twee millimeters en hij doet sprongen van een meter. Naar dien maatstaf zou de leeuw een sprong kunnen doen van zeven à acht minuten lengte.
Wij zijn er soms trotsch op, dat menschen de pyramiden hebben gebouwd. De hoogste is negentigmaal zoo hoog als de lengte van een gewoon mensch. Maar de termieten bouwen woningen, die twaalfmaal zoo hoog zijn; hunne nesten zijn duizendmaal zoo groot als zij zelven. En de hechtheid doet daarbij voor de hoogte niet onder. Niet alleen kunnen verscheidene menschen er op loopen zonder dat zij instorten, maar de wilde buffels plaatsen er wachtposten op, omdat zij van die hoogten over het hooge gras kunnen zien, of zij ook door leeuwen of panters worden bedreigd.
De verwoesting welke die kleine wezens aanrichten, is niet minder dan hunne kracht. Sedert het begin dezer eeuw zijn de termieten bezig Rochefort en La Rochelle te ondermijnen, gelijk reeds geschied is met de stad Valencia in Nieuw Grenada. De voortgang der verwoesting is verbazend snel. Men heeft waargenomen dat zij in eenen enkelen nacht zich eenen weg hadden gebaand door een poot van eene tafel, door de tafel zelve, en vervolgens door den poot aan den anderen kant, na den inhoud van een koffer, dat op de tafel stond, bijna geheel te hebben verslonden.
De sirex doorboort het lood, getuigen de doorboorde patronen en kogels van het Fransche leger in de Krim.
Bij eene en dezelfde groep insecten zijn de kleinste altijd de sterkste. Hunne trek- en stootkracht is buitengewoon groot; hunne vliegkracht is echter kleiner, daar zij over het algemeen zelfs niet een gewicht als dat van hun eigen lichaam kunnen medevoeren.
De volgende kenmerken toonen duidelijk het groote verschil, waarop wij in den aanvang doelden. Maar er is nog een derde, dat niet minder belangrijk is, en dat wij niet stilzwijgend mogen voorbijgaan.
Bij ons is het vrouwelijk geslacht, zooals men zegt, volmaakter dan het mannelijke. Het maakt het ‘schoone geslacht’ uit. Zij zijn bijzonder zacht, teeder, beminnelijk, enz. En dit is juist het tegenovergestelde in de natuur, ik meen bij sommige insecten.
Zoo, bijvoorbeeld bij de paardevliegen, zijn de wijfjes strijdlustig, vraatzuchtig en bloeddorstig. De mannetjes hebben een meer vreedzamen zin; zij wiegelen zich op den luchtstroom en leven van het geurige sap der bloemen.
Nog eene andere karakteristieke zaak, altijd met het oog op de tegenstelling. In de oudheid riep Xenarchus uit: ‘Hoe gelukkig zijn de mieren, hunne wijfjes hebben geene stem.’ Het was niet zeer galant, maar het was waar. Men weet dat het werktuig, waarmee de cicaden geluid voortbrengen, zich onder den buik bevindt, en dat het Réaumur gelukt is, bij het onderzoek der spieren van zulk insect, dat reeds maanden lang dood was, het nog te doen zingen.
Sommige soorten, die zich anders gewoonlijk stil houden, beginnen in de lente een groot gedruisch te maken.
De krekels en de sprinkhanen hebben het vermogen om te zingen, - door de bovenste vleugels tegen elkaar te wrijven, - terwijl hunne vriendinnen tot een eeuwigdurend zwijgen zijn gedoemd. Bovendien is, bij alle insecten, het vermogen om gedruisch te maken het voorrecht van het sterkere geslacht. Men moet hierbij opmerken, dat dit voorrecht hun met het kennelijk doel geschonken is om de wijfjes te bekoren, die wel stom, maar niet gevoelloos voor teedere aandoeningen zijn.
Beschouw eens de cochenille. Het mannelijke geslacht verschilt zooveel van het vrouwelijke, dat men ze voor twee verschillende soorten zou houden. Herkennen zij elkaar gemakkelijk? Men zou er aan twijfelen. Het eerste is fraai; zijn wijfje leelijk. Het eerste is levendig, vlug; het andere lomp en traag. Het eerste heeft doorschijnende, sierlijke vleugels; het wijfje mist die en gelijkt eene larve.
Zekere glimwormen vertoonen ons dezelfde tegenstelling. De donkere, logge bruidjes zijn bijna vijftien maal zoo groot als hare echtgenooten; zij zijn vraatzuchtig, hebben geene vleugels en kruipen op den grond, terwijl de anderen vlug en sierlijk over planten en struiken rondfladderen.
De glimwormen zijn wel beide phosphoresceerend; maar terwijl de mannetjes naar hun welbehagen rondzweven, brengen de wijfjes hun droevig leven op het gras door. De cucuyos van Mexico dienen den Creoolschen vrouwen tot tooisel voor hunne kleederen en hunne gitzwarte lokken. De smaragdgroene schaal dezer diertjes is zoo hard, dat zij door het gebruik met verslijt.
Bij andere coleopteren is dat verschil in voorkomen ook zeer groot. Een sieraad, waaraan bij velen het mannelijk geslacht te herkennen is, bestaat in de horentjens. Men heeft die nooit bij de wijfjes aangetroffen.
Er is nog eene belangrijke zaak, waardoor de insectenwereld zich van de onze onderscheidt.
Eene enkele bombyx legt omstreeks 700 eieren te gelijk. Een paar vlooien kan in het achtste geslacht, in minder dan een jaar tijds aan 441 quadrillioen 461 trillioen en 10 milliard individu's van hunne soort het leven geven. Het derde geslacht van twee.... luizen kan aangroeien tot 125.000. Een Portugeesch geneesheer uit de XVIde eeuw, Amatus Lusitanus, verhaalt dat deze parasieten zich bij een edelman, die aan phthiriasis leed, zich zoo sterk vermenigvuldigden, dat twee bedienden werk hadden om ze bij manden vol in zee te werpen?!
Eenige soorten van visschen deelen ook in die verbazende vruchtbaarheid. De kuit van een kabeljauw bevat 6,878.000 eieren; die van een haring 117.000; die van een baars, 155.000; die van een zalm, 19.000.
Het is ongetwijfeld zeer gelukkig dat ons geslacht zich niet dermate vermenigvuldigt, maar wij moeten er bijvoegen, dat wij middelen hebben om eene overbevolking te voorkomen, welke de insecten missen. Hoewel van twee sprinkhanen of twee krekels, die men bij elkaar in een doosje plaatst, de een den ander dikwijls verslindt; heeft men nog nooit geheele scharen van insecten zich in slagorde zien scharen om elkaar stelselmatig te vernielen. Alleen de mensch is op het vernuftig denkbeeld gekomen om veldheeren en legers te vormen!
Er is nog een ander feit, dat hun leven van het onze onderscheidt; sommige insecten voeden zich met stoffen, die voor ons doodelijk zouden zijn, en leven in eene vergiftigde lucht. Er zijn rupsen, die leven op het springkruid, eene plant, wier melk onzen mond in gloed zet, als men er maar een droppel van inneemt. Velen verslinden met gretigheid de haartjes van den brandnetel. En wat zijn het grage magen! Heeft men wel ooit de vraatzucht van eene rups nagegaan? Niet zelden verteren zij in vier-en-twintig uien driemaal zooveel als hun gewicht bedraagt en nemen zij een tiende in grootte toe. Dat is alsof een mensch van 60 kil. op een dag 120 kil. verteerde en 6 kil. aan vet won.
De horzels ontwikkelen zich in de maag van het paard, dat ze al likkende heeft binnengekregen, en zoo zijn vreeselijksten vijand gastvrijheid verleent. Die larve voedt zich in hare zonderlinge woning met het slijm, dat zich in de maag afscheidt. Zij leeft in een mengsel van gassoorten (stikstof, koolzuur, zwavelwaterstofgas), die voor den mensch en andere dieren vergiftig zijn.
Sommige insecten kunnen niet van gedaante verwisselen zonder van woonplaats te veranderen. De lintworm ontwikkelt zich in de maag van den mensch. De trichinen moeten wij eerst opnemen, voor zij tot volkomen ontwikkeling kunnen komen.
De larven der langpooten stellen zich alleen met aarde tevreden; hunne uitwerpselen zijn niets dan droge aarde, waaruit het insect alles weet te halen, wat het behoeft.
Ten slotte, uit welk oogpunt men ze ook beschouwe, het leven der insecten is zoo verschillend van het onze, dat wij met recht kunnen vragen, of die wezens zich over de natuur geen heel ander denkbeeld moeten vormen en niet in eene heel andere wereld leven dan wij, ten gevolge van de eigenaardige wijze, waarop zij alles waarnemen.
Het is eene nieuwe wereld voor den diepen denker, evenzeer als de plantenwereld, waarvan wij vroeger het merkwaardigste hebben aangetoond. Wat weten wij nog maar weinig van de natuur.
De kennis der natuur is in onzen tijd eene algemeene behoefte geworden. De algemeene