de ijsvelden van den Noordpool, den olifant in de natuurwouden van Ceylon en Birma - waarom ook niet de eidergans op de rotsen van IJsland?
De jager vereenigt zich met eenige vrienden, om de uit mos samengestelde en met de zachtste borstvederen bekleede nesten te berooven. In eenen boot, met ladders en haken en sterke uit zeehondenvellen vervaardigde strikken, begeeft zich het gezelschap in den doolhof van rotsen. Daar zoekt terstond een hunner de hoogten te beklimmen; is dit met behulp van klimijzers gelukt, dan houdt hij het eene einde van een lang touw in de hand, terwijl de andere jagers de naastbijzijnde rots pogen te bereiken, waar een tweede den top tracht te beklimmen, met het andere einde van het touw in de hand, dat nu, om eene hoekige klip geslagen, de beide rotsen verbindt. Aan dit touw maakt men eene katrol vast, waaraan eene mand gehangen wordt, welke, nadat alles behoorlijk is vastgemaakt, op de oppervlakte der zee wordt nedergelaten, daar een derden man uit den boot opneemt, die daarin naar boven geheschen wordt, naar die plaats, waar men een nest vermoedt. Is het gevonden, dan neemt de man in de mand voorzichtig den broedenden vogel daaruit, laat hem wegvliegen en ziet dan of de eieren reeds bebroed zijn; in welk geval hij alleen het dons neemt, waarna hij door een teeken te kennen geeft, dat hij hooger op wil getrokken worden. Zijn de eieren nog versch, dan voegt hij die bij zijnen buit en gaat verder, totdat alles doorzocht en ieder nest beroofd is. De vogels paren nu weder, vullen het nest opnieuw met vederen, maar ook deze rooft de jager weder en eerst tegen het midden van den Zomer, wanneer zij voor de derde maal hun nest gebouwd en nog slechts even den tijd hebben om hunne eieren uit te broeden, laat hij ze met rust, om het broedsel niet te doen mislukken. De moedergans plukt zich zulk eene menigte der zachtste vederen uit de borst, dat zij het nest als met een dik bed vullen. Wanneer de vogel het nest voor eenigen tijd verlaten wil, bedekt hij de eieren geheel daarmede; zulk een nest geeft ongeveer 174 pond zuiver dons, ter waarde van fr. 2.80. Na de eerste plundering
gebruikt de oude reeds minder vederen in het nest, en moet het voor de derde maal gemaakt worden, dan bezorgt het mannetje het dons, dat van hem veel witter is.
Op plaatsen, waar de rotsen geheel afzonderlijk staan en dus geene touw om twee daarvan kan geslagen worden, wordt de zaak voor den jager veel gevaarlijker, daar hij dan aan eene touw, dat om zijn midden geslagen wordt, door twee mannen uit de hoogte wordt nedergelaten en altijd wonden bekomt bij het verrichten van zijnen moeilijken arbeid. Dikwijls breken de touwen daarbij en de jager stort in de diepte neder of blijft verpletterd aan een der rotsen hangen, maar - de jacht wordt voortgezet en het heeft den eilanders nog nooit aan eieren, den rijken en aanzienlijken van het vasteland nog nooit aan dons voor hunne rustbedden ontbroken. De zoo even beschreven halsbrekende rotstochten zijn bijna op geene plaats meer gebruikelijk dan op St. Kilda, het noordelijkste der Hebriden. - Dit kleine, ongeveer eene Duitsche mijl in omtrek metende eiland, rijst overal loodrecht uit den Oceaan op, en vormt aan 't oostelijk uiteinde een 1380 met. hoogen rotswand, waar ieder uithoekje met broedende zeevogels bedekt is. - De gewichtigste van al deze vogels is voor de bewoners der eilanden de foelmar, die in ongeloofelijk aantal daar broedt. - Als de vogel gevangen wordt, braakt hij eene heldere barnsteenkleurige olie uit, die men zoowel in de lampen brandt, als tot geneesmiddel tegen velerlei lichaamskwalen aanwendt. Van de eveneens hier nestelende Baszmeerten worden jaarlijks meer dan 20,000 stuks gedood, om aan de tallooze eiers niet te denken. - Meeuweneieren zijn voor niet weinig Noordsche eilanden, ja reeds voor die der Nederlandsche kust voorwerpen, die eene aanzienlijke jaarlijksche rente afwerpen.
Niet minder belangrijk is de jacht op de wilde zwaan, die insgelijks in de Noordsche streken op IJsland, Lapland, Spitsbergen enz. broedt. Het vleesch der jongste dieren smaakt zeer goed, de met de huid toebereide vederen leveren een kostbaar pelswerk, het dons een belangrijk handelsartikel. Ook de gewone (tamme of hok-) zwaan heeft bruikbaar dons, waarvoor hare nesten opgezocht en geplunderd worden, terwijl men de wilde ganzen bij duizenden vangt om hun lekker vleesch. De compagnie der Hudsonsbaai zout er jaarlijks 4000 voor haar wintergebruik in. Meeuwen, duikers en pelikanen leveren insgelijks eieren en vederen, en zijn daarom ook voorwerpen van de jacht. Onder de laatstgenoemden is vooral de hastansgans (Sula alba) van belang, die op het onbewoonde Schotsche eiland Bast in de golf van Edimburg bij myriaden broedt, zoodat het geheele eiland met nesten, eieren en jongen als het ware overdekt is, welke laatste versch gegeten, of ook voor den Winter ingezouten worden. De eieren smaken bijzonder goed en worden in groot getal verzameld. Verschillende duikersoorten vangt men om hunne vederen, vooral die met kappen, welke hunne huiden voor moffen, boordsels enz. leveren. De familie der alken heeft meestal een smakelijk vleesch, waarom men op hen jacht maakt. Onder hen verdienen de zeepapegaaien (papegaai-duiker) vooral vermelding, die op de Engelsche en Fransche kusten, op het eiland Wight, en in groote menigte op het Friestholm eiland in de nabijheid van Anglessey op eene diepte van 6-12 voet in den grond nesten graven, waaruit dan te geschikten tijde de jongen door middel van lange haken worden gehaald.
De genoemde vogels waren bijna allen bewoners der noordelijke zeeën; wij moeten echter ook van eene zuidelijke soort gewagen, waarop de jacht wel zeer eenvoudig is, maar die in zijn geheele wezen zooveel eigenaardigs heeft, dat eene meer uitvoerige beschrijving niet onbelangrijk zijn kan: de pinguin (pinguin beteekent vetduiker). Hij leeft in vier verschillende soorten alleen in het zuidelijke deel van den Atlantischen of Indischen oceaan, tusschen Amerika en Nieuw-Zeeland, altijd ver in zee, en begeeft zich alleen naar eilanden en landtongen om eieren te leggen. Hunne vleugels zijn hoogst gebrekkig; de veeren er van gelijken op met franje bezette hoornen schoppen en het is hun daarom onmogelijk te vliegen; daarentegen zwemmen zij zooveel te beter, waarbij zij de stompen hunner vleugelen als riemen gebruiken. Het gaan wordt hun zeer bemoeilijkt doordien hunne pooten zeer ver naar achteren staan; als zij rusten houden zij daarom het lichaam overeind en schijnen dan te zitten. Zij verschillen zeer in grootte en kleur; de vetgans is aschgrauw met een zwarten bek, geel met zwart afgezette keel, een witten buik en heeft eene grootte van 3 voet; de kleine pinguin (brillen-pinguin, 20 duim groot,) is zwart, van onder wit, den snavel zwart met witte kringen, de keel geteekend met twee uit elkander loopende zwarte lange strepen; de goudharige pinguin (insgelijks 20 duim groot) heeft aan elke zijde van den kop een goudgelen vederbos. De eerste soort vindt men in menigte in de straat van Magellaen en is nog daardoor opmerkingwaardig, dat het wijfje haar ei niet in een nest legt, maar in eene vouw van de huid des buiks tusschen de pooten altijd bij zich draagt; de kleine pinguin houdt zich in menigte aan de Kaap en op de Malwinen of Falklands-eilanden aan het zuidpunt van Amerika op en legt zeer smakelijke eieren; de goudharige pinguin, die, omdat hij soms boven het water in de hoogte springt, springduiker genoemd wordt, bewoont de Zuidzee-eilanden. Het vleesch der
oude vogels is hard, zwart en tranig, maar hunne dichte vederpelsen, die tot opschik dienen, zijn zeer gezocht; de huiden worden tot buidels bewerkt.
Wegens hunne zorgeloosheid is de jacht op deze dieren zonder eenige moeite. Omstreeks den avond verzamelen zich talrijke scharen op eene alleenstaande rots en laten de jagers zeer dicht bij zich komen. Deze zijn alleen met stokken gewapend, waarmede zij op de vogels losslaan, die onbewegelijk en ernstig blijven, als Romeinsche senatoren op hunne ivoren zetels.
Eenige vermelding verdient hier nog het rapen van zeevogeleieren in het groot, hetwelk op sommige onzer eilanden in de lente en den voorzomer plaats heeft. Op eenige eilanden langs de Noordzee, maar vooral op het Zeeuwsche eiland Schouwen worden die eieren bij duizenden geraapt en maken voor de eigenaars van andere zilte en onvruchtbare plekken een niet onbelangrijk middel van bestaan uit.
Endelijk moeten wij nog eenen geplaagden armen vogel gedenken, aan welken de mensch ook zijn nest rooft, maar niet om daarop te gaan liggen, maar om het op te eten. Eetbare vogelnestjes! Wij kunnen er ons moeilijk een denkbeeld van maken; maar des te beter zijn zij gekend door de bewoners van China en Oost-Indië. Het is bekend welke aanzienlijke sommen voor deze lekkernij betaald worden, en welk eene belangrijke pacht daarvoor aan het gouvernement wordt opgebracht. Eene zeezwaluw, die in diepe holen en spleten nestelt, levert ze; het wegnemen der nesten is dikwijls een halsbrekend werk. Men verzamelt ze driemaal in het jaar, zoodra de jonge vliegen kunnen; de jongste nesten zijn helder van kleur, doorschijnend en worden het duurst betaald.
De nesten zijn, even als vele anderen, in den Zomer met vederen enz. bekleed; hun hoofdbestanddeel bestaat uit eene dierlijke, geleiachtige stof, over welker oorsprong nog twijfel heerscht. Men vermoedt dat de vogel kleverige vischkuit, kwallen en dergelijke verzamelt en kneedt; vele omstandigheden doen ook vermoeden, dat de massa zich vooraf in de maag des vogels bevonden heeft. Men gebruikt de nesten in soep, ja men zou ze natuurlijke soepterrines kunnen noemen. Zij zijn zeer versterkend, maar wat den smaak aangaat - de verbeelding moet ze lekker maken. Een pond beste vogelnestjes kost niet minder dan fr. 90.