De haring.
Het verbruik van haring, gansch de wereld door, is overgroot. De Fransche, Engelsche, Zweedsche, Deensche en Nederlandsche visscherijen verzenden groote hoeveelheden naar alle streken. In eene kleine golf van Noorwegen worden in ééne visscherij meer dan 29 millioenen haringen gevangen. Men heeft berekend dat de inwoners van Gothemburg, in Zweden, eertijds meer dan 700 millioenen van die visschen per jaar vingen.
Volgens het verslag van kapitein Galawan zijn er in Japonie zooveel haringen dat men ze soms als mest gebruikt. Om zich een gedacht te maken van de wijze, waarop de haring voortteelt, zij het voldoende te weten dat elk wijfje meer dan 50,000 eieren per seizoen werpt.
Men eet slechts een tiende deel verschen haring, de overigen worden gerookt of gezouten. De gerookte haring heeft een gelen glans; welnu, de vervalschers zijn er in gelukt den haring dien glans te geven bij middel van bichromate van potasch. Over twee jaren, werden in eenige winkels van Parijs haringen, alzoo bereid, in beslag genomen.
De Nederlanders zouten en bewaren den haring op de wonderbaarste wijze. Het was Willem Beukels, die, op het einde der twaalfde eeuw, die kunst uitvond. Men verhaalt, dat keizer Karel V, vijftig jaren later, ter eere van den uitvinder, een haring ging eten op Beukels graf.
De haring is niet voedzaam. De visch bevat op 100 deelen: stikstof 2; koolstof 18; vet 7; water 70. De haring bevat dus minder voedzame bestanddeelen dan de abberdaan, de makreel, de snoek, enz.
De versche haring verteert gemakkelijk en is zeer gezond. Men verkiest met reden den homharing. De pekelharing levert eene spijs van mindere hoedanigheid, die zeer verhit. Men moet hem altijd in het water weeken. De gerookte haring verhit en past slechts aan kloeke magen; men heeft nochtans personen geweten, die er hunne zwakke, lijdende maag zeer wel aan gewenden.