De kikvorsch.
De kikvorsch is een van de aardigste beestjes uit de schepping. Zijne verschillige veranderingen van vorm, zijn levensregel, alles wekt in ons bewondering.
Vooreerst moet er gezegd worden, dat de kikvorschen onder de nuttigste beschermers van den landbouw mogen gerekend worden, door de groote hoeveelheid insekten van allen aard, wormen, rupsen, slekken, die ze verdelgen. Hun eetlust is onverzadelijk en dit vooral, als de insekten het talrijkste zijn, in de warmte van den Zomer.
Merkwaardig is het om te zien, hoe ze het aan boord leggen, om hun voedsel te vangen: zoodra ze ergens een insekt in beweging gezien hebben, houden zij stil, loeren het af, en zoodra het onder hun bereik gekomen is, vallen ze er op, hunne tong vooruit stekende, waarop het slachtoffer geplakt blijft door de slijmachtigheid, waarvan deze omgeven is. Doode insekten willen ze niet.
In den Herfst verzwakt hun eetlust ook, en eindigt met geheel over te gaan in den Winter.
In het najaar, en naarmate de koude nadert, zoeken de kikvorschen bij voorkeur hunne verblijfplaats in de grachten en ondiepe wateren, waar ze in het slijk kruipen, om er in staat van doodslaap het slechte jaargetijde door te brengen. Zij schikken zich daar in groepen, somtijds zoo dicht ineen gesloten, dat ze eene laag van verscheidene decimeters dikte vormen. Er zijn ook kikvorschen die des Winters zich verduiken onder verdorde bladeren of puinhopen.
Men denke niet dat de vorst, hoe streng ook, hen zal hinderen of doen sterven. Men heeft kikvorschen opgenomen die zoo hard vervrozen waren, dat men hunne pooten als glas kon breken: na eenigen tijd aan de warmte blootgesteld te zijn, kwamen ze bij en begonnen te bewegen.
De kikvorschen blijven in doodslaap tot in de eerste schoone dagen der Lente. Alsdan worden ze opnieuw levend en weldra ziet men ze in bijzondere woeligheid grachten en vijvers doorzwemmen. Het is dan ook het oogenblik hunner paring. liet wijfje legt hare eieren, die, als bolletjes van eenen paternoster aaneen kleven, en omgeven zijn van zeker Iijm. Die paternoster, na eenigen tijd 't zij op den slijkbodem des waters, 't zij op de bladeren der waterplanten gerust te hebben, scheidt uiteen en de verschillende bolletjes komen boven, alwaar ze onder de warmte der zon opzwellen en openbersten. Het kikvorschenjong verlaat dan zijne cel en begint onmiddellijk te zwemmen: het heeft den vorm van een platachtig eitje voorzien van eenen langen staart.
Veertien dagen later beginnen de oogen zich af te teekenen, alsook twee langwerpige lidmaten die de achterste pooten zullen worden, en nog veertien dagen nadien komen de voorste pooten.
Tot in dien tijd zijns levens heeft de kikvorsch geen ander voedsel gehad dan waterplanten, en geademd, even als de visschen, door de kieuwen. De kieuwen gaan nu ook op hunne beurt weg en de longen ontwikkelen zich; de staart verdwijnt en de kaakbeenen vertoonen zich.
Men is nu in tegenwoordigheid van de volkomene kikvorsch, kleiner, wel is waar, dan onder zijne vorige vormen, maar die aldus langzamerhand moet voortgroeien; en, indien hij niet gevangen of opgeëten wordt, in even-