Menscheneters.
Van eenen in Australië verblijfhoudenden Oostenrijker bevat een Hongaarsch blad een uit Spirito Santo geschreven brief, die een schets van het land en de bewoners bevat:
‘Hier ben ik, aldus luidt onder andere in bedoeld schrijven, in Spirito Santo, onder de menscheneters. Nergens ter wereld is de afschuwelijke gewoonte van het menscheneten zoo sterk en zoo onuitroeibaar gevestigd, als op dit plekje van den aardbodem, dat de Spaansche veroveraar Quiros in den jare 1606 heeft ontdekt.
IJdel was het zelfverloochenend streven der zendelingen. De menschen hier konden het gebruik van menschenvleesch maar niet verzaken. Nog geen 45 jaar is het geleden, dat zij den bekenden Engelschen zendeling Williams gebraden en opgegeten hebben.
Wanneer zij het zich kunnen verschaffen eten zij ook nog op den huidigen dag menschenvleesch, waarvan zij meer houden dan van de kostelijkste lekkernijen. Dat ik nog niet door hen aan het spit ben gestoken dank ik alleen aan de omstandigheid dat de onmenschen mij voor een goddelijk wezen houden.
En dit is toe te schrijven aan mijn Amerikaansch photographie toestel, mijn voortreffelijken remington-revolver, mijn knalvuurpijlen en de grenzelooze lafheid der wilden. Toen die schepsels hunne door mij vervaardigde afbeeldingen zagen, knielden zij voor mij als voor eene godheid neder om mij te aanbidden, want zulk een wonder hadden ze nog nooit gezien.
Eenige dagen geleden moest ik echter hooren, dat de monsters ergen trek hadden in mijn lichaam; want met de tong smakkend, zegden zij tot elkander in hunne taal:
Een lekker beetje!
Eene koude rilling liep mij door de leden. IJlings stak ik een vuurpijl aan, wier vonkenregen ik op de kanibalen liet nedervallen. Dit verschrikte hen dermate, dat zij wegsnelden zoo ver en zoo snel hunne voeten konden dragen.’