De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 1
(1884-1885)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 37]Onze gravures.Johan Martin Schleyer.
johan martin schleyer.
Deze geleerde geestelijke werd in 1831 geboren te Oberlanda in Baden en ontving in 1856 de priesterwijding, na met de grootste onderscheiding zijne studiën in godsgeleerdheid en taalkunde aan de hoogeschool van Freiburg te hebben voltooid. In 1867 tot pastoor benoemd, werd hij in 1875 als dusdanig overgeplaatst naar Litzelstetten bij Constanz. Bij de drukke werkzaamheden, welke zijne heilige bediening vorderde, vond de vrome en begaafde man nog den tijd een aantal lyrische gedichten en godsdienstige schriften in het licht te geven, welke hem in de letterkundige wereld eenen welgevestigden naam verwierven, en die meerendeels in de tien jaargangen verschenen van het katholieke blad ‘Sionsharp,’ waarvan pastoor Schleyer de hoofdopsteller is. Zijne grootste befaamdheid heeft de verdienstelijke man echter te danken aan zijne verbazende taalkennis en inzonderheid aan de samenstelling eener wereldtaal, die hij met den naam van Volapük betiteld heeft. Menigeen zal ongeloovig, ja minachtend misschien, de schouders ophalen als hij van eene wereldtaal hoort gewagen, en de invoering zulker spraak als eene hersenschim, een droombeeld uitkrijten. Men vergete echter niet zich bij dit ongeloovig hoofdschudden te herinneren, dat dezelfde bejegening meest alle ontdekkings- en uitvindingsplannen te beurt gevallen is en welke moeielijkheden men den ontdekker van Amerika, den invoerder der aardappelen, den uitvinder der stoomschepen en zooveel andere groote mannen in den weg gelegd heeft, die men thans als geniale geesten en weldoeners der menschheid vereert. Had de uitvinder van den telephoon vóór eene eeuw geleefd en er van durven reppen, dat hij door middel van eenen koperdraad uit Antwerpen met den Grooten Turk te Constantinopel kon in gesprek komen, men zou hem stellig oogenblikkelijk te Gheel onder geneeskundige behandeling geplaatst hebben. Intusschen is de verwezenlijking van dit stoute ontwerp ten huidigen dage voor geen beschaafd man nog iets vreemds en wonderlijks en wordt enkel als eene kwestie van zeer korten tijd beschouwd. Welnu, het zal elk bezadigd mensch na ernstige overweging even gemakkelijk voorkomen te gelooven aan de inrichting eener wereldspraak, die ons met al de bewoners der aarde in gemeenschap brengt, evenals de stoomtuigen, de telegraaf en de telephoon; want de uitvinder van Volapük bedoelt geenszins eene nieuwe taal in de plaats der bestaande in te voeren - zooals menigeen voorbarig oordeelen zou - hij verlangt niet dat we onze moederspraak aan het Volapük zouden opofferen, hij wenscht alleen dat al de natiën zich de nieuwe wereldtaal eigen maken zouden als een middel van internationaal verkeer ter bevordering van handel en nijverheid. Deze uitvinding, die reeds aan Leibnitz eene behoefte toescheen, verdient intusschen van deskundigen iets meer dan eene vluchtige kennismaking, immer het Volapük werd reeds als leervak ingevoerd op de hoogereburgerschool voor meisjes te Straatsburg, bezit in het Zuiden van Duitschland, in Zwitserland, Amerika en Azië talrijke beoefenaars, alsmede zelfs in Noord-Nederland zijne gediplomeerde onderwijzers. Spraakkunsten voor de wereldtaal bestaan reeds voor Duitschers, Franschen, Engelschen, Italianen, Zweden, Spanjaards, Polen en een maandblad, in deze taal opgesteld, ‘het Volapükabled,’ wiens aantal abonnenten verbazend toeneemt, onderhoudt de gemeenschap tusschen hare beoefenaars. Bij onzen uitgever maakten wij kennis met eene Nederlandsche bewerking van de spraakkunst en het woordenboek der wereldtaal, door Servaas de Bruin opgesteld, alsook met eene weldoordachte verhandeling over het Volapük van den heer J.R. Smeets, waarin wij het volgende aantroften: Johan Martin Schleyer, die ruim 40 talen kent - waarvan hij er 28 spreekt en schrijft, - gaf in 1881 zijn Entwurf einer Weltsprache | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
für alle Gebildete der ganzen Erde uit, welk boek overal waar het bekend werd de grootste waardeering vond en den uitbundigsten lof mocht inoogsten. Door dat ‘Ontwerp,’ waarvan thans de derde druk is verschenen, werd Schleyer's naam in Duitschland met roem bekend; ook de grijze keizer toonde zijne belangstelling in den geleerde, door hem in den Zomer van 1882 aan de keizerlijke tafel te noodigen. Iedereen, die zich ernstig met de studie van vreemde talen heeft beziggehouden, weet welke moeite, wat al inspanning en volharding noodig zijn om slechts ééne vreemde taal grondig te leeren, laat staan drie, vier of meer. Nu heeft echter, zooals ieder weet, de nieuwste tijd drie groote uitvindingen gedaan en in een tijdperk van 50 jaren algemeen verspreid, welke de beoefening van talen gebiedend vorderen, nl.: de spoorwegen, de telegraphie en de wereldpost. Dit moderne triumviraat beheerscht heden ten dage den aardbol, heeft de volkeren nader tot elkander gebracht, duizenden verbindingsen aanrakingspunten in 't leven geroepen en aldus - het besluit ligt voor de hand - de behoefte aan een algemeen voertuig der gedachte zeer wenschelijk, indien niet noodzakelijk gemaakt. Welke taal zal nu de menschheid, ten minste het ontwikkelde gedeelte, als zoodanig kiezen? De Fransche? de Engelsche? de Duitsche? of misschien de Latijnsche? Wanneer men een weinig hierover nadenkt, dan bevindt men al spoedig, dat geen van deze voor dit doel geschikt is, want elke der genoemde talen vordert eene jarenlange ijverige studie, en elke is nationaal. Dit laatste geldt wel niet van de Latijnsche: zij draagt eenigszins, als taal der wetenschap, het kenmerk der algemeenheid op het voorhoofd, maar het eerste bezwaar is bij deze niet het minst gewichtige. Het is daarom niet te verwonderen, dat onder deze omstandigheden een geniale kop op het denkbeeld kwam, eene taal samen te stellen, die als algemeen voertuig der gedachte de geheele menschheid ten dienste staat. Twee manieren om ons aan alle ontwikkelde menschen verstaanbaar te maken, bezitten wij reeds. Een kerkelijk toondicht van Palestrina b.v., of een wals van Strauss, in welke stad van Italië of Oostenrijk ook gedrukt, wordt op de gansche aarde op dezelfde wijze gelezen en begrepen; en 't is niet noodig, dit muziekstuk in 't Fransch, Nederlandsch of Engelsch te vertalen om door Franschen, Nederlanders of Engelschen begrepen te worden. Eveneens behoeft de zin 3 × 9 + 6 - 3 × 5 = 18 niet eerst in eene vreemde taal te worden overgezet, om verstaan te worden, al ware hij ook door een Zoeloekaffer geschreven. Het is dus in 't geheel niet belachelijk, te vragen waarom de algemeene mededeeling der gedachten niet nog eene schrede voorwaarts zou kunnen doen. Waarom toch zouden b.v. de zinnen: ‘Ik heb u lief,’ of ‘Ik heb honger,’ die door iedereen op dezelfde wijze gedacht worden, ook niet op dezelfde manier in woorden kunnen worden gebracht? Dit geschiedt door het Volapük van den heer Schleyer, die een menschenleeftijd besteed heeft om zijne wereldtaal samen te stellen Ten einde te kunnen beoordeelen, hoe de mensch zich op de meest verschillende punten van den aardbol uitdrukt, heeft hij moeite noch kosten ontzien. Behalve de meeste Europeesche, heeft de geniale man de Chineesche, twee Afrikaansche en andere talen met elkander vergeleken, om na te gaan wat allen gemeen is en als basis voor eene Wereldtaal kan dienen. Dien grondslag heeft hij gevonden in het Engelsch, dat door meer dan 100 millioen menschen gesproken wordt. Men verbeelde zich echter niet, dat men Engelsch zou moeten kennen, om de Wereldtaal te leeren! Weinigen zullen dan ook op het eerste gezicht Engelsche stammen in de Wereldtaal herkennen. De spraakleer van deze taal, door den samensteller ‘Volapük’ genoemd, van Vola = der wereld (genit.) en pük = taal, is zoo hoogst eenvoudig, dat zij in een dag of drie, door taalkundig ontwikkelden zelfs in een paar uren, van a tot z bestudeerd kan worden, zoodat men met behulp van het Woordenboek alles kan verstaan en vertalen. Ook zonder de hulp van een onderwijzer heeft men binnen een paar maanden de woorden in 't hoofd en kent men de taal goed genoeg om er briefwisseling in te houden. Om een voorbeeld van de gemakkelijkheid van Volapük te geven, volge hier de verbuiging en iets over de telwoorden en werkwoorden:
Deze verbuiging gaat door voor alle naamwoorden zonder uitzondering.
4321 is in Volapük: folmil kiltum telsebal. Löfob = ik bemin; löfol = gij bemint, löfom = hij bemint.
Deze bijzondere gemakkelijkheid is echter niet het eenige voordeel van Schleyer's Wereldtaal. Geene taal ter wereld heeft zooveel vormen en wendingen als deze. Daarom kan men er ook elke gedachte met de grootste juistheid in uitdrukken. Verder is Schleyer's Wereldtaal door de juistheid harer vormen van elke syntaxis onafhankelijk. Als derhalve een Franschman op zijne eigenaardige wijze iets in de Wereldspraak zegt, dan zal een Nederlander, een Chinees, een Hottentot het aanstonds verstaan, mits deze de Wereldtaal kent. Dit bewijst, dunkt mij, dat Volapük werkelijk internationaal, dus inderdaad eene Wereldtaal is. Zij is volledig en toch gemakkelijk, kunstig samengesteld en daarbij hoogst eenvoudig, rijk aan vormen als geene harer zusteren en buitengewoon klankrijk; zij is een geniaal werk en waarschijnlijk de grootste uitvinding, het kunstigste gewrocht onzer eeuw. Moge ons Vaderland, waar zooveel werk gemaakt wordt van het aanleeren van vreemde moderne talen, zijn voordeel doen met het werk van den heer Schleyer en, bij al het goede, dat gelegen is in het ‘blijven bij het oude’, niet uit het oog verliezen, dat ook uit het nieuwe niet zelden veel nut te trekken is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorgevel der Antwerpsche wereldtentoonstelling.Eene gewichtige gebeurtenis voor ons vaderland en inzonderheid voor Antwerpen zal het jaar 1885 kenmerken. Dit jaar wordt de eerste wereldtentoonstelling in België gehouden en dit nog vooral dank aan den opvattings- en inrichtingsgeest van eenige der bijzonderste ingezetenen der Scheldestad. Geene stad in ons vaderland en misschien van geheel Europa is door hare ligging beter geschikt om als middenpunt te dienen eener algemeene tentoonstelling en wereldmarkt. In onmiddellijke verbinding met Noord-Nederland, Frankrijk en Duitschland, in zekeren zin te midden van Europa gelegen, maar vooral per schip rechtstreeks toegankelijk voor alle overzeesche gewesten zal het vervoer der koopwaren naar Antwerpen, zoowel als de reis der bezoekers uit onderscheidene landen, onder uiterst gemakkelijke en voordeelige voorwaarden geschieden. Daarbij komt nog dat Antwerpen in de laatste jaren veel van zich heeft doen spreken door zijne uitbreiding, de vergrooting en verbetering zijner haveninrichting, zijne merkwaardige verfraaiingen van allen aard en den ongemeenen aangroei der bevolking, die den maatstaf geeft van eenen meer dan gewonen voorspoed. Als wij daarbij de befaamdheid voegen, die Antwerpen sinds eeuwen als kunststad geniet, als bakermat der beroemde Vlaamsche school, kunnen wij niet alleen de meening uiten dat wij het vertrouwen in den goeden uitslag der wereldtentoonstelling volkomen gewettigd vinden, maar wij mogen zonder overdrijving verzekeren dat de bijval der grootsche onderneming de algemeene verwachting overtreffen zal. Ofschoon de Antwerpsche wereldtentoonstelling den 2 Mei officiëel geopend en door het koninklijk bezoek ingehuldigd wordt, is alles nog ver van voltooid te wezen en zal, evenals in alle voorgaande ondernemingen van dien aard het geval was, de doortastende hand eerst in de laatste dagen aan de inrichting gelegd worden. Wij kunnen dus onzen lezers voor het oogenblik nog eigenlijk niets merkwaardigs mededeelen dan de officieele teekening van den voorgevel der tentoonstelling, die op de Zuiderlei uitzicht heeft en door een sierlijk park bezoomd is. In afwachting van nadere gravures en bijzonderheden over de wereldtentoonstelling - die in de Nieuwe Belgische Illustratie niet ontbreken zullen - nemen wij hier als inleiding eene merkwaardige statistiek op van onzen geachten medewerker, den heer Oomen, over de reeds gehoudene algemeene tentoonstellingen: Het was in het jaar 1798, op den 10 September, dat de eerste Tentoonstelling van Nijverheid te Parijs geopend werd. François Neuchateau, minister van Binnenlandsche Zaken, had daarvan het denkbeeld opgevat. In een eenvoudig lokaal op het Champ de Mars opgericht, had de eerste tentoonstelling plaats. Er waren 110 inzenders, de expositie duurde slechts 3 dagen, en er werden 23 belooningen uitgereikt. De tweede tentoonstelling had in 1801 op de binnenplaats van de Louvre plaats; er waren 229 inzenders; 80 belooningen werden gegeven en zes dagen was de expositie voor het publiek zichtbaar. In het volgende jaar 1802 werd er op dezelfde plaats weer eene tentoonstelling geopend met 540 deelnemers; zij duurde zeven dagen, er werden 254 prijzen gegeven. Onder het eerste keizerrijk was er eene tentoonstelling in 1806: 1422 personen namen er deel aan; 620 prijzen werden uitgereikt. Zij bleef 24 dagen geopend en was gebouwd op de Esplanade des Invalides. Onder de Restauratie waren er drie tentoonstellingen; de eerste in 1819 met 1662 exposanten, waarop er 869 beloond werden; zij duurde 35 dagen; de tweede in 1823 met 1642 deelnemers, waaronder 1091 eenen prijs bekwamen: zij was 50 dagen lang geopend, en de derde in 1827 met 1695 deelnemers, waaronder 1254 bekroonden. Zij bleef 63 dagen geopend. Die tentoonstellingen hadden op het plein van de Louvre plaats. Onder koning Lodewijk-Philips waren er ook drie tentoonstellingen in de Champs Elysées: in 1834 met 2447 exposanten en 1785 bekroonden; in 1839 met 3281 deelnemers en 2305 bekroonden; in 1844 met 3960 deelnemers en 3253 bekroonden; zij duurde 60 dagen. Onder de republiek was er nog eene tentoonstelling in 1849 met 5494 deelnemers, waaronder 4000 belooningen werden gegeven, en toen verscheen prins Albert met het denkbeeld eener Wereldtentoonstelling. Zij werd gehouden in een paleis, dat de oppervlakte had van 88.027 vierk. meters. Duizenden deelnemers stroomden er henen uit alle landen der wereld, om hunne voortbrengselen van nijverheid en kunst ten toon te stellen, en millioenen vreemdelingen bezochten het oude Albion. Nu ontstond er een strijd tusschen de twee | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groote wereldsteden. Parijs volgde in 1855 het grootsche denkbeeld en opende eene Wereldtentoonstelling in een gebouw met eene oppervlakte van 152.052 vierk. met. In 1862 trad Londen weer op het terrein met eene Internationale Tentoonstelling in een gebouw dat 119.994 vierk. meters besloeg. In 1867 verrees op het Champ de Mars te Parijs een reusachtig cirkelvormig gebouw, met eene oppervlakte van 417.520 vierkante meters, voor eene tweede Wereldtentoonstelling. Het geheele terrein, met het eiland Billancourt, had eene oppervlakte van 642,520 vierkante meters. Het bloedig zwaard van den Fransch-Duitschen oorlog verpletterde daarna het werk van den mensch; er ontstond een stilstand voor het vernuft en de geestkracht in kunst en nijverheid; doch in 1878 verhief de geest weer fier het hoofd; de prachtigste Wereldtentoonstelling die wij tot heden toe gezien hebben, werd te Parijs geopend. De Trocadero staat er nog altijd, als eene herinnering aan al de pracht en rijkdom die er werd tentoongespreid. Vijf jaren vroeger was ook Oostenrijk in het strijdperk gekomen, want in 1873 werd er te Weenen eene Wereldtentoonstelling geopend; het gebouw werd door Scott Russel ontworpen, was 3000 voet lang en 670 breed. De rotonde of koepel had 300 voet in doorsnee en eene hoogte van 250 voet. Het geheele terrein besloeg vier vierkante Engelsche mijlen en de galerij voor de werktuigen had een lengte van 3600 voeten. In 1853, kort na de eerste tentoonstelling te Londen, volgde ook Dublin het voorbeeld en in hetzelfde jaar werd het denkbeeld eener tentoonstelling in de Nieuwe Wereld ten uitvoer gebracht, want te New-York werd er in dit jaar eene geopend, waarop later die van Philadelphia en Sydney volgden. Nederland onder koning Willem 1 volgde het voorbeeld van Frankrijk, want de eerste tentoonstelling van Nijverheid had in 1820 te Gent plaats. Er waren 545 deelnemers. In 1825 volgde die van Haarlem met 960 deelnemers, en in 1830 werd eene tentoonstelling te Brussel geopend, waaraan 1021 nijveraars deelnamen; doch zij werd door de omwenteling van 1830, ongelukkiglijk, gesloten. In België zijn er drie tentoonstellingen van nijverheid te Brussel geweest, in 1833, 1841 en 1880. In Nederland werd erin 1847 eene Tentoonstelling geopend te Utrecht, in 1849 eene te Delft, en ook eene te Arnhem, en eindelijk eene Internationale Koloniale- en Uitvoerhandels- Tentoonstelling te Amsterdam in 1883, die onder wetenschappelijk opzicht misschien eene der merkwaardigste mag genoemd worden. De catalogus van de Nederlandsche koloniën is zeker de schoonste, die nog geschreven werd. Hij vormt drie boekdeelen, die in de bibliotheek der geleerden niet misplaatst zijn. Het is overigens onmogelijk om al de tentoonstellingen van specialiteiten op te noemen, zooals die van electriciteit te Parijs, Londen, Weenen en Berlijn, die van Aardrijkskunde te Antwerpen, Parijs en Venetië, die van Scheepsvaart in 1852 te Rotterdam, die van Gezondheidsleer te Brussel, Londen en Berlijn; van Jacht en Visscherij te Kleef, waaraan wij het prachtige werk verschuldigd zijn die Jagd, door M.P. Cornelis, die thans ook zijne kennissen en ondervinding besteedt aan de Wereldtentoonstelling in Antwerpen; van Katoen in New-Orleans, enz. Genoeg zien wij uit dit verslag dat sedert de eerste tentoonstelling in 1798, er eene voortdurende uitbreiding van die onderneming plaats heeft. En niet alleen in Europa of in de Europeesche koloniën heeft men tentoonstellingen gehad: ook de Siameezen in Achter-Indië hebben in 1882 het eerste eeuwfeest hunner hoofdstad Bangkok, met eene Nationale Tentoonstelling opgeluisterd. Het gebouw, opzettelijk er voor gemaakt en ingericht, bestond uit een ontzaggelijken grooten koepel en vijf-en-vijftig galerijen en zalen, in welke al de produkten der nijverheid, kunst en landbouw van het koninkrijk vereenigd waren. Moge de Antwerpsche tentoonstelling onder vele opzichten de bestgelukte van bovengenoemde Wereldtentoonstellingen evenaren. |