Het familie-genie.
Zulke gravure zal ongetwijfeld wel den moeilijkste bevredigen, want wij herinneren ons niet in lang iets zoo waarlijk schoon in eenige Illustratie ontmoet te hebben. De aanvallige groep kinderen met hunne verschillige gemoedsaandoeningen, zoo sprekend op hunne lieve gezichtjes afgeteekend, vormen een tafereel, waarop het oog met innig welgevallen rust.
Het tooneel verbeeldt een Tyroler-familieconcert. Aan het einde der ruwe tafel zit de jonge muzikale broeder op een ouden foliant en geeft aan zijne verzamelde zusters en den snoeperigen Fritz eenige stukjes op de citer ten beste. Wel ligt het muziekboek van den jeugdigen liefhebber naast hem op de bank, maar als een echt opkomend genie verstoot hij alle banden en geeft zijn gevoel lucht in eene zoo wegslepende improvisatie, dat al de aanwezigen slechts oor en oog hebben voor zijne kunst.
Met veelbelovende kunstvaardigheid ontlokt hij der citer die trillende zilverige tonen, welke zulke zoete en dichterlijke aandoening in het gemoed verwekken en de ziel als naar hoogere sferen opvoeren.
Ook vergeet de jonge Fritz geheel den smakelijken appel op te peuzelen, die reeds half den weg van den broekzak naar den gragen mond afgelegd heeft; de jonge meisjes trachten als het ware den kleinen musicus de kunst uit de vingers te leeren, terwijl de oudere deernen, in zoete mijmering verzonken, de naalden laten rusten en niet eens uit hunne droomerij opgewekt worden door het binnensluipen der oude moeder, die evenals hare kinderen met opgetogene bewondering den blik richt naar het ontluikende genie van hunnen huiskring.
De schilderij van L. Vollmar is eene gelukkige greep in het aartsvaderlijke familieleven der eenvoudige Tyrolers, een tafereel vol waarheid en ongekunstelde schoonheid.