gevoelen gedeeld door de meeste commissarissen. Eenigen nogtans beriepen zich op de gevierde beginselen van les Droits de l'homme en het oorbeginsel van de Republiek, de vrije wil van het Soevereine Volk. Doch nu nam Chepy, commissaris te Luik, het woord. Chepy, vroeger een der grootsprekers van de Jacobijnen-club te Brussel, een man geweldig in woorden en in daden. ‘Ik stem de vereeniging van België met Frankrijk - riep hij uit - door de macht der Rede!... doch bleven onze pogingen vruchteloos om het volk te overtuigen, dan zal het recht van verovering nuttig aangewend worden, om de opvoeding der Belgen te volmaken en hun eene schitterende en gelukkige toekomst voor te bereiden!’
Vier dagen te voren had hij aan het Fransche ministerie uitgelegd hoe hij de opvoeding der Belgen verstond: ‘Men moet hier,’ zegde hij, ‘dezelfde middelen opnieuw in 't werk stellen, waarmede wij te Parijs eene omwenteling deden ontstaan. Een schrikbewind moet het hoofd onzer tegenstrevers bedreigen. Het is dringend noodig ons eene revolutionaire macht in handen te geven, om onze onmacht te versterken en de hoop onzer vijanden neder te vellen.’
Als alles wel was toebereid, werden in de hoofdsteden der provinciën de Belgen opgeroepen, om uitspraak te doen over het lot van het vaderland. Hoe de zaken toegingen zullen wij door een enkel voorbeeld aanhalen: de kiezing te Brussel.
Reeds van 's morgensvroeg hadden Fransche soldaten al de straten bezet die aan Sinte Goelenkerk paalden, waar de vergadering belegd was. Onder de bevolking was het gerucht verspreid dat de stemming zonder bloedstorting niet zou afloopen. Een algemeene schrik heerschte dan ook onder de burgerij. De meeste burgers bleven thuis. Eenige patriotten, stouter dan de anderen, waren de kerk, niettegenstaande al dien krijgstoestel, binnengedrongen. Doch in de kerk werden zij den schrik aangejaagd door de baldadige bende der Sansculotten, gelast met de handhaving der rust en der orde, en een voor een dropen zij stillekens af.
Dit legioen van Sansculotten werd op het einde van December door de Jacobijnen-club ingericht: ‘Om het geweld en de bloeddorstigheid der vijanden van het algemeen welzijn te bestrijden, de veiligheid van de vrienden der vrijheid en gelijkheid te verzekeren, de vreedzame burgers te behoeden voor de schelmstukken der stervende aristocratie!...’
Estienne, een oud Fransch officier, razend Jacobijn, werd tot generaal van het legioen verkoren. Men vond officiers genoeg tusschen de democraten en Jacobijnen maar geene soldaten. Eindelijk wierf men eenige dwalende deserteurs en Fransche zwervers aan; allerlei geboefte die het meer op roof dan op vrijheid gemunt hadden, vulde de kaders aan van het legioen. De krijgsbevelhebber, generaal Moreton, verleende zijne goedkeuring en gaf de bende een vaandel, met het opschrift aan de eene zijde: Tremblez, tyrans! - en aan de achterzijde: Qu'un sang impur abreuve nos sillons! De Sansculotten werden ruim betaald, en om in die soldij te voorzien, liep men met een inschrijvingslijst de deuren af, en wie als een aristocraat niet wilde mishandeld worden, gaf zijnen penning.
de voorlezing van het testament, naar l. bokelmann.
De Sansculotten waren weldra de geesel van gansch Brabant. Zij verspreidden zich over dorpen en land, om de beginselen van vrijheid en gelijkheid te prediken, maar in wezenlijkheid om te rooven, te plunderen en de ergste buitensporigheden te plegen tegen eigendommen en personen. In Brussel rukten zij onder het zingen van het Ça-ira of. de Marseillaise alle adellijke schilden af, verwoestten binnen en buiten menige kerk, sloegen in het park de koppen af van de marmeren en bronzen standbeelden die de wandelingen versierden - van deze ‘petits polissons de rois qui. étaient juchès sur les pilastres du Parc,’ als Karel zonder Hemd zich uitdrukte. Niets was heilig, niets was veilig voor hun geweld; zij werden door de burgerlijke en militaire macht niet beteugeld, maar gesteund en aangevuurd.
Dit waren dan de zonderlinge mannen, die de vrijheid der kiezing moesten verzekeren.
Als door het toedoen der Sansculotten, de vergadering van kiezers nog bijna uitsluitend samengesteld was uit Franschmannen, Jacobijnen, Vonckisten, allen gekende aanhangers van den vreemdeling, opende een Fransche kolonel de zitting. ‘Burgers - riep hij uit - gij gaat kiezen tusschen de Vrijheid en de Slavernij! - gij zijt geroepen voor uw land een bestuur te verkiezen meest overeenstemmend met uwe belangen; - doet het vrij en moedig!’
Verlooy - een rechtsgeleerde, man van groot aanzien onder de Vonckisten en bekend door een merkweerdig vlugschrift ter verdediging der Vlaamsche taal - werd den voorzitterstoel toevertrouwd. In zijn ambt werd hij bijgestaan door Baret, d'Aubremez, Claeyssens, Grégoire en Lorenzo: de vier eersten Belgen, gekende leden van de democratische gezindheid, de twee laatsten Franschmannen. Een bewijs dat, zooals ik elders beweerd heb, de Vonckisten als logisch gevolg hunner denkbeelden en leerstelsels naar Frankrijk overliepen.
De stemming duurde niet lang. De voorzitter Verlooy beklom den predikstoel en eischte de aanwezige kiezers op den burgerlijken eed te zweren; allen staken zwerend de handen omhoog, reeds bij voorbaat luidkeels roepende ‘Leve de Republiek! Leve de Vereeniging!’
‘Op welke wijze wilt gij stemmen?’ vroeg de voorzitter. Hij meende bij geheime of openbare stemming. - ‘Bij toejuiching! bij toejuiching!’ schreeuwden de aanwezigen!
‘Kent gij allen wel het doel dezer vergadering en der stemming?’ vroeg wederom Verlooy. - En de kiezers antwoordden eenstemmig - ‘Ja! Ja!’ - De voorzitter hernam plechtig: ‘Alwie voor de aristocratie en de oude staten is, steke de hand op!’ Niemand bewoog. ‘Alwie voor de democratie is steke de hand op!’ zegde wederom de voorzitter. Allen stonden recht, zwaaiden hoeden en mutsen boven het hoofd, luidkeels tierende: ‘Leve de democratische regeering! Leve de vrijheid!’
Nu was het aloude bondgenootschappelijke en gewestelijke regeeringstelsel veroordeeld. Dit hoopje mannen had beslist, dat in het hertogdom Brabant alle vrijheden en grondwetten, het langdurig werk van eeuwen, met een enkelen kreet vernietigd waren. Toen viel er te beslissen of België eene afzonderlijke republiek zou uitmaken of eenvoudig de vereeniging met Frankrijk vragen.
De voorzitter legde de zaak aan de vergadering uit en sprak: - ‘Alwie de departementale vereeniging met Frankrijk wil, ga aan den rechterkant!’ - Nauwelijks waren deze woorden uitgesproken of de aanwezigen liepen naar de rechterbeuken der kerk, juichende, zwaaiende met hoeden of wuivende met zakdoeken en lang dreunden de gothische gewelven van het herhaald geschreeuw: ‘De vereeniging! - De vereeniging! - Wij zijn Franschen! - Leve Frankrijk!’
Als het gejuich wat gestild was verklaarde de voorzitter langzaam: - ‘Wij zijn Franschen! - Leve Frankrijk!’
Den 1 Meert legde Carnot in de Nationale Conventie het verslag neder over de stemming van die groote en edele stad. ‘Nooit - riep hij uit - was er eene stemming zoo vrij, een eed zoo plechtig!’ Een wetsontwerp bekrachtigde de vereenigning van Brussel met Frankrijk en het