Nieuw vermeerdert konincklijck lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen
(1695)–Anoniem Nieuw vermeerdert konincklijk lied-boeck, versien met verscheyden lof en triumphgesangen– AuteursrechtvrijOp de Voys: Eylaes ick ben van droefheydt sieck.Ick Leopoldus mag my wel beklagen:
Eylaes, eylaes in dese droeve nood,
Dat ik nu sien mijn helt der helden verslage
Eylaes al van de bitterlijcke dood:
Mijn rechter-hand
Heb ick verloren,
| |
[pagina 63]
| |
Mijn waerde Pant,
Mijn Uytverkoren,
Ben ick quijt,
Jn desen tijd.
Daer leyt mijn Held den vrome Lotharingen,
Die my so trouwelijck heeft bygestaen,
Die so menigen Turk heeft doen springen
Al voor sijn wapen moest de halve Maen,
Vluchten met schand,
waer hy quam treden
Kloeck en valjant,
vol dapperhede
Was dese held,
Altijdt in 't veld.
Eylaes och dood wat heb ik u misdreven
Dat jy mijn alder-kostelijckste Pand,
So haest ging rucken van sijn leven,
De schoonster parel van mijn gantsche land
Hebt ghy berooft
en oock verslonden
Jck ben berooft,
Jn 's Werelts ronde,
Js voor mijn dan,
Noch geen Man!
Die so het Edel huys van Oostenrijcke
Getrouwelijcke so sal diepen gaen,
Eylaes waer sal ick vinden sijns gelijcken:
Die so kloeckmoedelijck sal wederstaen,
Den Ottoman,
vranckrijck mede,
Alwaer hy quam:
voor Schans of Stede:
Al door sijn kracht,
quam in mijn macht.
't Js noch in mijn gedacht doe de barbaren,
En Turcken waren voor mijn Stad van Ween,
Ghy Lotharingen redd' my uyt bezwaren
Stelpen mijn tranen en al mijn geween,
Noch buda schoon
en ander stede:
Voor mijn Persoon,
Sijn dapperheden,
Bracht hy valjant,
Stracks in mijn hand.
Moest gy dan doodt in dese oorlogs tijden
Vernielen gaen also een held met spoed,
Die voor het Christenrijcke van alle zijden
En voor Godts wet ginck wagen Lijf en Bloedt,
't Valt my so suur,
Och Puyck der vroomen.
Waer door ick schrome,
Ach uwe dood,
brengt mijn in nood.
| |
[pagina 64]
| |
Mijn hert dat barst als ick kom 't overdencken,
De daden die ghy voor my hebt gedaen;
O felle dood hoe dat ghy quaemt krencken,
Het leven die my so quam bystaen,
Wat doen ik nu,
O droeve dagen:
Jck ben in rouw,
hy is verslagen:
Den vromen Held,
't Geen dat my quelt.
O Lotharingen ick had voorgenomen
Al door gods macht, en spijt van vrankrijk
Dat ik sou door mijn wapen sonder schromen
U stellen gaen wederom in u Rijck,
Maer 't is om niet,
Mijn droevig klagen
En sal noyt zijn,
Uyt 't hert van mijn.
Hoe moet nu Lodewijck lacchen ter stede
Al in sijn vuyst als hy dit heeft gehoort,
Dat Lotharingen so is overleden
Die hem voor Ments quam stoutelijck aen boort;
Eylaes sijn dood,
Js mijn oorsake,
Jn dese nood,
Dat ick moet maken,
Vrede met spoet,
Met 't Turcks Gebroet.
Adieu Carolus oorsaek van mijn lijden
Jck segh adieu tot in der eeuwigheyd,
Mijn hart dat barst als ik u moet geleyden
Al na het Graf, eylaes bedroefden tijd!
Sal al gelijck,
Jn dese dagen
Door 't oosten-rijck,
Wilt nu vry dragen
Rou t'allen kant,
Door 't gantsche land[.]
|
|