Het nieuwe rommelzootje, te samen-ghestelt van verscheyden nieuwe liedekens, seer vermakelijck om te lezen of te singen. Op nieuws oversien en verbetert
(1670)–Anoniem Nieuwe rommelzootje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
Voys: Dat ick een honigh-bijtjen waer.Hoe komt ontloocke Roosemont,
Dat ghy u hart en lieve sinnen,
Aen het tijdigh minnen,
Noch niet hanghen kondt?
Ghy siet hoe vast de tijdt,
Stil-swijgens door het uyt-stel heenen glijdt,
En met de tijdt de Jeught,
En met de Jeught de vreught.
Gevogels, Vee en Vis dat vrijt,
En leert hoe dat de jonge Jaren,
Moeten willen paren,
Nemen waer den tijdt:
| |
[pagina 140]
| |
Ghy siet, ghy siet al is de Mier
Van alle Dieren oock het minste Dier,
Noch wil het zijn gepaert:
Waerom u Jeught gespaert.
Ghedenckt mijn Roosemont mijn min,
Gedenckt het Blompje van uw name,
Het heeft seer bequame
Leeringh voor u in:
Den aerdt, den aerdt van dese Blom,
Die is oock eygen aen het magedom:
O Roos, O teere Roos!
Ghy bloeyt maer voor een poos.
Het Roosje dient by tijdts gepluckt,
Eer dat haer eerste jeugdigh bloeysel,
Dauw en vierigh gloeysel,
Door de tijdt mis-luckt:
| |
[pagina 141]
| |
[W]at is, wat is d'ontloke Roos,
[D]ie blijft op 't steeltjen vreugt en vruchteloos,
[S]y dort, sy droogt, sy quijnt,
[H]aer lieve Jeught verdwijnt.
Noyt keert de soete Lente-stont
Wanneer de doode-verw eens geschept is,
En een Roos verlept is:
Nu dan Rosemont,
Ghy siet, ghy siet hoe vast den tijt
Stil-zwijgende door het uytstel henen glijhdt:
En met de tijt de Jeught,
En met de Jeught de Vreught.
V.A. |
|