Nieuw-Jaar-Lieden. Deel 4
(1621)–Anoniem Nieuw-jaar-lieden– Auteursrechtvrijop de wyse van den 103 Psalm: Mijn ziele vvil den Heer met Lof-sang prysen.
HOe lange sal des Werelts listigh vleyen
Vol valsche schijn ons ziele steets verleyen,
En met bedroch verblinden ons verstant,
In yd'le waan, dat wy niet eens aanmercken,
Den vuylen stanck van onse snoode wercken,
Die ons te dom met haar geweldt vermant?
Want wy gaan voor't in pracht en hoverdyen;
Verbremt van liefd': ja listig in't benyen,
| |
[Folio A7v]
| |
Ons even mensch, als wy zijn welvaart sien.
Den opper Heer bespotten en verachten:
Het herte boos verdurven in ghedachten,
Schijnt met af-keer van waarheyts spoor te vlien.
Het is voorseyt, des Heeren dach die naket:
O mensch! vernieuwt in tijts, van sond' ontwaket,
Want als ghy siet aan 's Hemels tente staan,
Veel teeck'nen met gedruys van krijghs rumoeren,
En het ghekras van schilden, sweert en roeren,
So denckt vry dat den grooten dach staat aan.
Waar het sal zijn seer schriclick om t'anhoren,
Valt berghen neer, en deckt ons voor Gods toren,
Verplettert ons dat wy zijn gramschap groot
Noch oordeel straf, in onse ziel niet smaken,
Die ons te swaar tot techte loon sal raken,
wanneer hy ons wt zijn ghesicht verstoot.
Verdoolde mensch doet wech wt uwen oogen
Der sonden schel, dat sy anschouwen mogen
Der Hem'len Heer, des klaarheyts ware licht;
De morgen-ster van aanbegin geboren;
| |
[Folio A8r]
| |
De straal des vreeds, de zon des heyls verkoren;
wiens held're glans voor genen nevel swicht.
Al waart ghy dan met sonden swaar beladen,
Gy wort ontlast van Christ door zijn weldaden,
En reyn ghemaackt door zijn dierbare bloet:
Soo dat noch hel, noch doodt, noch duyvels krachten,
V waarde ziel niet konnen doen versmachten,
Vermits den Vorst wt Iuda u behoet.
Omhelst deez' Prins, laat alle boosheyt varen,
Doet ware boet ghy sult u ziel bewaren
Met een reyn hert, en een verslagen gheest:
So sult ghy eerst den rechten offer branden,
Die 't reyne Lam geeyscht heeft van u handen,
waar door dien dag van u niet wert gevreest.
Thomas Hertoch. Yvert na 't recht. |
|