Nieuw-Jaar-Lieden. Deel 4
(1621)–Anoniem Nieuw-jaar-lieden– Auteursrechtvrijstem: Onder de Linde groene.1. ONtwaackt, staackt ongheneucht,
Amstelsche jonghe jeucht,
Weyghert flora dijn gheblomt,
Siet dat ghy met fackels komt,
| |
[Folio A5r]
| |
De Werelt is verheucht.
Vlecht, ciert u blond', u licht en glansich haar
Drijft wt u sond', en met ghemoeden klaar,
Nu vreed'samelijck,
Ende betamelijck
(Deucht-liefhebbers eel)
Komt met bly ghespeel
Ontfanghen 't nuwe Iaar.
2. Lecht af 't onkuys ghewaat,
De boosheydt heus bestaat
Wacker nu te vlieden al.
Hoort wat ick u lieden sal
Ghebieden tot u baat:
Mijt sorg onnut, haat aartse hoocheyt swaar,
Leeft lief en Hemels vrolijck met malkaar.
Gheen quaat-aardichheyt,
Gheen lichtvaardicheyt,
Gheen beschimmelt quaat,
Noch gheen oude haat
En brengt in't nuwe Iaar.
3. Kiest voor u kostel leet
Een wit en suyver kleet;
Gout, ghesteent is endich goet:
Deucht verleent ons 't eeuwich soet,
| |
[Folio A5v]
| |
Dat ghelt-kunst nemmer deet.
Laat alle aartsche swaricheden naar;
Slaat d'ooghen op het Hemelsche te gaar.
Dus dan singhende,
Komt an springhende
Met kuys gheschrey,
Goddelicke rey,
In dese nuwe Iaar.
4. Printen u Princ'lijckheydt
Is tijdt te werck gheleydt.
Nu indien ghy 't eeuwich soeckt,
Tydelijcke lusten vloeckt,
En d'oude sond' beschreyt.
De slang alle iaren zijn huyt verwisselt, naar
Doet so, o mensch! schiet wt het out beswaar.
Gods goetdadicheyt,
Schenkt u g'nadicheyt,
Soo ghy suyver gaat,
Sonder 't oude quaat,
In deze nuwe Iaar.
VVie hadt ghedocht. |
|