Nieuw-Jaar-Lieden. Deel 4
(1621)–Anoniem Nieuw-jaar-lieden– Auteursrechtvrij
[Folio A4r]
| |
op de stem: Ick ly in 't hert pijn onghevvoon.1. VVEl dien die God den Heere vreest,
En op zijn wegen, hem wil gaan tegen,
En wie het quaat roept wt den Gheest
Verkrijcht Gods segen, dus zijt genegen
Te myden sonden quaat;
En wilt betoonen
Hoe dat de eychen baat, giericheydt, en overdaat
In u niet woonen.
2. Begeeft u niet tot quaat opset,
V ziel wilt keeren, tot God den Heere,
En leeft, o mensch! na zyne Wet,
Waar in wy leeren, niet te begheeren
't Gheen dat ons naasten hoort;
Daarom ghy menschen,
Mijt roven, sweeren, moort, u ziel niet en bekoort
Met boose wenschen.
3. Lieft niet met Haman 's werelts vreucht,
Soeckt haar te derven, leert levend' sterven,
En vliet het quaat, bemint de deucht,
Ghy sult niet derven, maar Gods rijck erven:
| |
[Folio A4v]
| |
Doch eert ghy 's werelts pracht,
Ghy raackt tot schanden:
Dus ghy sondich geslacht, offert ziel en ghedacht
Tot offerhanden.
4. God haat den goddeloosen seer
Die t'allen daghen, met sond' hem plaghen:
Hy slaat d'hovaardighen ter neer
Als den verslagen; maar die hem klagen
Bevrijt hy van beswaar,
En alle ellende:
Dus danckt den Heer te gaar, bekeert in't nuwe Iaar,
Ghedenckt aan't ende.
I. Krynen, Verkiest het beste.
|
|