Het nieuwe vermeerderde groote harpje
(1703)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– AuteursrechtvrijStem: Hoe leg ik hier in dees ellende.
O Wereld! wereld! die mijn sinnen
So menigmael hebt aengeport,
Uw ydelheden te beminnen,
Mijn hert u wellust ingestort?
Uw soetigheyt gestelt voor d'oogen,
Waer door gy my hebt bewogen.
De hovaerdy en welig leven,
Gesang, gespel, en aerdsche vreugt,
Hebt gy, o wereld, my gegeven,
| |
[pagina 50]
| |
In 't bloejen van mijn jonge jeugt?
Hoe lokte gy de lust mijns sinnen
Tot lusten van de soete minne?
Hoe socht gy, wereld, my te trekken
Tot al het geen dat wereld hiet?
Mijn oogen quaemt gy overdekken:
Ik als verblind, en kend' u niet;
Mijn hert bleef aen uw lusten hangen
Gelijk een Visch door 't aes gevangen.
Hoe pleeg ik mijne jeugt te cieren,
So dat ik als een aerdsch Goddin,
Ging moedig over straten zwieren;
De pracht dat was mijn lust en sin;
Mijn vreugd bestond in pronk van kleeren,
Om al de wereld te braveeren.
Ik liet mijn hayr-lokjes hangen
| |
[pagina 51]
| |
Gekrult, geciert met Goud en Zy,
Al speelend' op mijn bloosde wangen,
Uyt enkel lust van hovaerdy;
Mijn meeste vreugde (neffens dese)
Was altijd by de Jeugd te wesen.
Een werelds Lied van Min te singen
Dat was de vreugde die ik sogt;
Ik heb met danssen en met springen
Mijn jonge dagen doorgebrogt,
En alle ydelheyt bedreven
Die oyt de wereld weet te geven.
Ach! ach! als ik dit overdenke,
Ik die nu leg in zware pijn,
En voel mijn levens krachte krenke,
Helacy! so verfoey ik mijn,
| |
[pagina 52]
| |
Dat ik hier toe mijn jeugd verliende!
En so de snode wereld diende.
Met recht mag ik nu wel bewenen
De wereld dien ik heb geproeft;
Wiens vreugden zijn als stof verdwenen,
Het geen my nu de ziel bedroeft;
Wist yemant dit verdriet te vooren,
Geen wereld sou hem meer bekooren.
|
|