Het nieuwe vermeerderde groote harpje
(1703)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Stem: Psalm 103.
GElooft zy God die my heeft uytverkoren
Ter zaligheyt, eer dat ik was geboren,
Ja eer de grond des werelds was geleyd;
Niet uyt mijn geloof of werken verheven,
Die ik bedrijven soude in dit leven,
Maer alleen uyt sijn goedertierentheyd.
Gelooft zy God, die na sijn raed bestendig,
My heeft getrokken door sijn Geest inwendig,
En uytterlijk geroepen door sijn Woord:
Mijn blind verstand en mijn verdorven sinnen
Heeft hy verlicht door sijnen Geest van binnen,
En sal het meer verlichten voort en voort.
| |
[pagina 19]
| |
Mijn boose wil die in voorleden stonden,
Een dienstknecht was, een slave van de sonden,
Heeft hy verlost van dese slaverny:
Also dat ik nu gantschlijk ben genegen
Om steeds te wand'len in des Heeren wegen,
Maer aen de macht (eylaes!) ontbreekt het my.
Gelooft zy God, die door sijn Geest almachtig,
En Godlijk Woord, werkende saem eendrachtig,
Een vast Geloof geplant heeft in mijn hert;
Een sulk geloof en sekerlijk vertrouwen,
Het welk door kruys of ander zwaer benouwen,
Somtijds gezwakt, doch niet gebroken wert.
Wie sal de uytverkoorne Gods verleyden?
Wie sal my van de liefde Christi scheyden?
Wie sal my trekken uyt sijn sterke hand?
| |
[pagina 20]
| |
Duyvel noch Dood, noch doodelijke sonden
Sal ooyt so sterk noch machtig zijn bevonden,
Datse my nemen sal dit seker pand.
De goede God, die in my heeft begonnen
Het goede werk, sal voorts genade jonnen,
En sal het werk volbrengen tot den end;
Tot aen het eynd van dit ellendig leven
Sal God de Heer my het volbrengen geven,
En met sijn Geest my altijd zijn omtrent.
O eenig God! drievuldig in Personen,
God Vader, Soon, en Heyl'ge Geest wilt wonen
In my, en mijns herten lof nemen aen:
Een kleynen lof, ten aensien der weldaden,
Die gy, O Heer! uyt goedheyd en genaden,
Ontallijk veel my daeglijks hebt gedaen.
| |
[pagina 21]
| |
Doch noyt en sal met sterffelijke tongen
Alsulken lof u Heere zijn gesongen
Als wel u goetheyt toebehooren sal;
Maer als ik sal tot u zijn opgenomen,
En by 't gesang der Engelen sal komen.
Sal ik u loven Heer met bly geschal.
Door B Busschoff. |
|