De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijOp een Fransche Wys.Je wat et de Liefde krakte,
Ak oe speelen mon Kedakte,
Zo by Daken as by Nakte,
| |
[pagina 66]
| |
Skoon Princes mon Alida:
Ak! ak! mon hoop mon uytkelezen,
Ze zel nok wel kezonte weezen,
Ja! zo wel as 't was voor deezen,
En ik wil ze spreeken dra.
A! ze zie et uys ja welle,
Um wil par mason an skelle,
En bon jour de Madmoiselle
En verzoeken aan de Man,
Of myn mooy Meisje Alidaatje,
Eens mak keven mon de praatje,
Sek ik ben haar beste maatje,
Arlequintje treed dan an.
A! daar komt mon Zuiker-Bekje,
Al zo zoet gelyk een Spekje,
Wel mon Alida wat zekje,
Wilje Morken as je kan,
Avec a mooy na die Plantagie
En daar zei men smul couragie,
Drinken de Wyn, Eeten Frommagie,
Met de lekkere Pain du Blanc.
En daar zel mon Bloempjes plukken
En eens zien of um zel lukken,
Te vaaren na de Skulpe Brukken,
Ik weet te roeijen mit de Skuit
En dan zo fraay mit die mooy Jakje
En daar rooken een Pyp Tobakje,
Wel mon Alida wat Lakje,
Weetje wel wat dat beduit.
Voor deeze ad ik voorkenoomen,
Om te kaan na d'Overtoomen,
Maar toen binnen wy kekoomen,
Op de Wekke de drie Baars
En nu zullen wy slapperlooten,
Eene kaane daar de Krooten,
Daar ze speulen mit de Klooten,
| |
[pagina 67]
| |
In de Baan de Pallimaas.
Meisje.
Goeden Dag myn Harlekyntje,
Ik ga met u om een Pyntje,
In het Huis van Jacomyntje;
Ik ga met u aan de trant,
Maar ik zal 't myn Juffrouw vraagen,
Of het haar wel zou behaagen
En dan zal me een kansje waagen,
Daar is myn Stem en ook myn Hand.
Arlequin!
A! Daar spreekze na myn zinne,
Ak! mon Skaap, mon Enkelinne,
Indienze zak mon Art van binne
Oe et smelt door Minne Pyn;
Mon Art dat brand als Zwavelstooken
En 't is by vyven onkelooken,
En mon Art zel blyven rooken,
Of hy moet mon Doofpot zyn.
Meisje.
Gy zult uwen Keel wel koelen;
Morgen dan zult gy 't gevoelen,
Als gy uwen Keel zult spoelen:
Harlekyntje zwygt maar stil.
Arlequin.
Wel mon zuiker zoete Liefje,
Alidaatje mon keriefje.
Meisje.
Harlekyntje, wel wat blief je?
Arlequin.
Je weet wel wat ik zekken wil.
Meisje.
Loop maar heen gy Snaak der Snaken,
Hoe zal ik 't nog met u maaken:
Loop leerd de Brabandsze Spraaken,
Nog wat beeter van je Maats,
Dan gaan wy buiten Brabante.
Arlequin.
A! Bon jour, komt keef de Ante,
Morken kaan wy aan de trants,
Na de Baan de Pallimaas.
|
|