De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Stem: Kloris die myn Hertje rooft.Ach! Wat doet gy my verdriet,
Allerwreedst Cupidootje,
Minnestooker, kleine Gootje,
Gy voert al te straf gebied,
Gy weerhoud my dat ik niet,
Eens myn Engel lief mag spreeken,
Maar ik zweer ik zal 't nog wreeken,
Zweer ik by de Baas Jupiet.
Ik leg gestaadig Dag en Nagt,
Om die schoone Blom te pynen,
Ik vrees ik zal nog heel verdwynen;
Herte-dief aanhoord myn klagt,
Gy alleen hebt myn doorwond,
Ik zal u nimmermeer verlaaten,
Laat al die u benyd maar praaten,
Zo gy my jou Schoot maar gont.
Als ik in u Boutjes rust,
Ach! wat vind ik dan vermaaken,
Ach! hoe kus ik dan u kaaken,
Terwyl gy myn Vlammen blust,
Als wy Ziel aan Ziel aan een,
Hert aan Hert te zaamen mengelen,
Lyf en Lyf te zaamen strengelen,
Gy en ik weet het alleen.
Maar het veranderlyk Geluk,
Heeft myn alle Vreugd benoomen,
Zou die ooit wel weeder koomen?
Ach! wat lei ik zwaare druk!
| |
[pagina 64]
| |
Ik zal maar zo als ik best kan,
Met myn zelver myn vermaaken;
Ik mis al vast myn Lief haar kaaken,
Ach! dat die Tyd eens weeder kwam.
Weg gy kwaade Cupido,
Gy alleen hebt het gebrouwen,
Dief en Schender van de Vrouwen,
Fielt zyt gy in Folio,
Ik zal u nooit of nimmermeer,
Van myn Leeven meer gelooven,
Gy gaat al 't bedrog te booven,
Gy maakt dat ik geheel verteer.
|
|