Nieuw liedeboek, tot vermaak van 't algemeen(1794)–Anoniem Nieuw liedeboek, tot vermaak van 't algemeen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] De baker. Wyze: Wat is ons al vreugd gegeeven. By het klimmen van myn' jaaren, Word ik meer en meer ervaaren, Hoe ik met het jonge goed In het baak'ren leeven moet. Och! hoe moest, in vroeger tyden, Meenig schaapjen droevig lyden, Daar het in een luiren, pak, Als een yz'ren harnas, stak. Droevig kreeten dan die bloedjens, Werden handjens, werden voetjens, In een bondel wreed gekneld, Weggebakerd met geweld. 'k Zal den Docter altoos pryzen, Die me een' and' ren weg kwam wyzen, Toonend hoe die dwang en pyn, Aan de kind'ren schaadlyk zyn. [pagina 59] [p. 59] Hoort gy enge borsten steenen, Sprak hy, ziet gy scheeven beenen, Of een vreeslyk groote bult, Denk, dat 's ligt de Bakers schuld. Nog iets leerde my die braave, Die nog, schoon reeds lang ten grave, De achting van elk' menschenvriend, Om zyn kindermin, verdient. Zoudt gy 't kindjen slaapgoed geeven, Zei hy eens, gy doet my beeven, Denk dat slaapgoed dooft veelligt 't Fynst gevoel van 't lieve wicht. 't Droef gevolg zal eerst, naa jaaren, Zich aan de ouders openbaaren, Daar hun druilöor, als een zot En een bloodaart, wordt bespot. Bakers! laat u overtuigen, Leert u naar de reden buigen, Daar toch ieder Huwlykspand Wordt vertrouwd aan onze hand. Vorige Volgende