De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
[pagina 91]
| |
Stem: Kom mijn Hertje kom mijn &c.
ALs een Schip zweeft door de Baaren,
Werd geslingerd heen en weer,
Zo is een Minnaars bezwaaren,
Ongerustig meer en meer;
Tot hy heeft de goede Haven,
Van het Venus Ledikant,
Om zijn matte Ziel te laven,
Daar hy zijne Lusten plant.
Cupido dat olijk Guytje,
Huppeld stadig op en neer,
En het speeld al op zijn Fluytje,
Om te kreygen zijn begeer;
Hy lijkt een Konink van vermogen,
En heeft meer als Junos kragt
Heeft voor niemand mede-dogen,
Mars is by hem niet geagt.
Hy doet alles voor hem buygen,
Ontziet Ridder, Vuur noch Staal,
Dat nu Venus zal getuygen,
Cupido is Generaal;
Die hem doet het Zwaard op steeken,
Die hem doet d' Samade slaan,
| |
[pagina 92]
| |
Die hem doet de Zinne breken,
Om zijn Bruyd ten dienst te staan.
Dog 't is stadig zijn verlangen,
Cupido doet smert op smert,
Om zijn Lief wel te ontfangen,
Want de Min leyd in 't Hert,
Hymen die staat met zijn banden,
Voor het Autaar van de Min,
Om te strengelen de banden,
Van deze Twee eens van zin.
Cupido die heeft zijn Boogje,
Op het Ledikant gezet,
Hy glinstert stadig met een Oogje,
Of Mars hem niet en belet;
Hy staat pal en zonder schrikken,
Als een Hercules ten Veld,
Jupyn met zijn Donder-blikken,
Wagt hy in op Venus Veld.
Daar hy wil een kansje wagen,
Met Meliona Honing-zoet,
Als den Bruydegom in dees Dagen,
Met zijn Lief in Minne doet;
Daar leyd alle twist gezonken,
Daar is nu een vast Verbond,
Want de Liefde die gaat pronken,
Als by de Goden is beplant.
Hier is nu den Dag van vreden,
Hier is nu het Iubel-jaar,
Hier is stof en groote reden,
By dit Nieuw Vereenigt Paar;
Om de vreugde te bewijze,
En te toonen bly gelaat,
Ia dat zelfs by de Wijze
Gesteld is, tot de hoogste graad.
| |
[pagina 93]
| |
Laat nu vry Fioolen klinken,
Speeld op Harp ende Fluyt;
En wild de gezondheyd drinken,
Van den Bruydegom en Bruyd;
Wilt het pand van de Liefde legge,
In den Dons van d' Eere-kroon,
Dan zal Mama of Papaatje zegge,
't Zy een Dogter of een Zoon.
Den Bestierder aller zaaken,
Wil haar Zegenen voortaan,
En haar beyder Herten raaken,
Dat zy in zijn Wegen gaan;
En tot haare vreugd verwekken,
Spruyten van een goed Verstand,
Die tot haare vreugde strekken,
Als Olyven in een Land.
|
|