De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
[pagina 43]
| |
Stem: Ik was een Jonge Spruyt.
ACh, ach ik bedroefde Maagt,
Heb wel reden om te klagen,
Dat daar niemant na mijn vraagt,
Die 't met mijn zoud durven wagen.
Och wat en spijt,
Ik ben al Vijftien Iaaren,
'k Word nog niet Gevrijd.
Och kwam 'er dog maar een,
Ik zoud niet langer wagten,
Al had hy maar een Been,
Die lieve zoete Nagten,
Die zoude dan,
Mijn gantsche pijn verzagten,
Had ik maar een Man.
Ik barst bijna van spijt,
Ziet eens mijn Oogen puylen,
Door 't gestadig gekreyt,
Zal ik mijn nog bevuylen,
Ik ben benouwt,
En zal mijn nog doot huylen,
Word ik niet Getrouwt.
Hoe menig Totebel,
Krijgt 'er nog wel een Vryer,
Een knap Varents-gezel,
| |
[pagina 44]
| |
Een Lapper of een Snyer,
'k Blijf in nood,
Och had ik maar een stryer,
Al bad hy zijn Brood.
Was ik nog schief of schiel,
Dan kon ik het nog lyen,
Maar ik zal by mijn hiel,
Nog zelven moeten Vryen,
't Hoofd raakt op hol,
Die schaarze Vryers tyen,
Maaken my schier dol.
Zo dat niet lukken wil,
Zo laat ik dan Placcaaten,
Aan-plakken, en stroy stil,
Veel Briefjens by de Straaten,
Op dat ik dog,
Mag aan de Man geraaken,
Al was 't door bedrog.
Ook zal ik door Kleyn Ian,
Zijn Liedjes; bekend maaken,
En zette 't daar onder an,
Op hoop dat ik zal raaken,
Zo aan de Man,
Want 't zijn bedroefde zaaken,
Die 'k niet harden kan.
Nou Ionkmans komt dog uyt,
Want ziet dit zijn uw zaaken,
En maakt van mijn een Bruyd,
Wilt my een Vrouwtje maaken,
O droevig kruys,
Of anders zal ik raaken,
Nog in het Dolhuys.
|
|