De nieuwe vermaakelyke snuyf-doos, zynde versiert met veelderley zoort van aardige en aangenaame gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Nieuwe vermaakelyke snuyf-doos– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Op de Wys: Van de Schaatseryders.1.
Wat ziet men meer floreeren,
Als Snuifwinkels by de hoop,
Daar yder met begeeren,
Na toe gaat, zy is goed koop,
Wat dat maar loopen kan,
‘t Sy Vryster of Jongman,
Die draagen al een Doos,
Al is ‘t maar voor de loos,
‘t Sy Zilver of Papiere,
Yder hier zyn zin in koos.
| |
[pagina 4]
| |
2.
Den een die hoort men vraagen,
Hebje Duinkerker Rappée,
Die is na mijn behaagen
Want ik Snuif ook graag eens mee,
En die dat niet en kan
‘t Zy Vrouwspersoon of Man
Die is niet veel gezien
Onder de meeste Lien
Maar hebje ook een Doosje
Dan kunt gy een Snuifje bien.
3.
Daar komt dan weer een ander
Die zyt geest tot myn gerief,
Van elks wat door malkander,
Het is voor mijn zoete Lief
Rappée en Tonka zaam
Want die is regt bequaam
Zy heeft een mooije kleur,
En aangenaame geur,
men durftze presenteeren
Ook aan meenigen Sinjeur.
4.
Ook zyn ‘er veel die koomen,
Om Pompadour of Fiolet,
En zeggen zonder schroomen,
myn Neus is daar toe gezet,
Zoo heeft dan elk zyn smaak,
En zyn eige vermaak,
Te eisschen met fatzoen,
Wat dat hy heeft van doen,
Want ‘t is de Snuyfkoopers
maar alleen om ‘t Geld te doen.
| |
[pagina 5]
| |
5.
Ik zou wel haast vergeeten,
Martinique is niet quaat,
Die word ook veel gesleeten,
maar de Spaansche veel afgaat,
Die was voor deeze gemeen,
men snuyfde haast anders geen,
‘t Was ‘t meeste dat men zag,
En ook te snuyven plag,
Onder wat zoort van Menschen,
Dat men ook maar koomen mag.
6.
Daar hoor ik ‘er weer een roepen,
die vraagt na een ander trant,
Hy wil ook eens gaan snoeven,
Deeze komt veel uit Braband,
Tuideboi is zyn naam,
Tot snuyven zeer bekwaam,
En andere zoorten meer,
Gebruykt een ander weer,
Gy kuntze alle kryden,
Na uw zin en uw begeer.
7.
Snuift nu eens in ‘t ronde,
Heer en Dames van wat staat,
Die hier werden gevonden,
Burgers, Boeren en Soldaat,
Het is voor ieder een,
Deez’ Doos is algemeen,
Ik zeg uw tot besluyt,
En schey ‘er daar mee uyt,
De Son die is de laatste,
Daar mee ik de Doos toesluyt.
|
|