De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– AuteursrechtvrijStemme: Van Barlo.
Iongman.
GOeden Avont schoone Meyt,
En vol van bevalligheyt,
Gy hebt mijn Jonk hert door wond,
Soete Sosomond,
Nu tot deser stond,
| |
[pagina 71]
| |
Bied ik u o schoon Jonkvrouw,
Eenen Diamant op trouw.
Ionge Dogter
Wat praat gy o Jong gesel,
Ik bid u my niet en quel',
Ik ben naulijks Agthien jaar,
Darom lieve vaar,
Gaat en soekt een aar,
Want ik ben nog niet van sin,
Te aanvaerden uwe min.
Iongman.
Frisse Maget warom niet,
Om u lijd ik veel verdriet,
Ik heb u so seer bemint,
Lieve soete Kint,
Weest tot my gesint,
Wort een reysje mijne Bruyt,
Dan is al mijn klagen uyt.
Ionge Dogter
Jongman praat dag van geen min,
Stelt de Liefde uyt u sin,
Ik wil nog niet zijn gepaart,
Daarom is 't niet waart,
Dat gy soo voort vaart,
Want t'is so haast getrout,
Dat ook dikwils lang berout.
Iongman.
Weest daar voor maar niet benaut.
En daaromme niet eens flaut,
Qua sorg is een grootverdriet,
Daarom doet het niet,
Eer dat gy 't quaat siet,
Vreest niet voor eenig quaat
Maar als 't komt bruykt dan goede Raet.
Ionge Dogter
Nu geniet ik alle vreugt,
Met de soete jonge jeugt,
| |
[pagina 72]
| |
Nu Heb ik van vrolicheyt,
En mijn wysheyt,
Het wert u geseyt,
En wanneer ik was een Wijf,
Had ik niet van dat bedrijf.
Iongman.
Meer vermaak soud u geschien,
Als wy waren met ons' twien,
Wy souden de Minne-vreugt,
Plegen met geneugt,
In onse Jonge jeugt,
Wilt u dog niet lang beraan,
Om mijn liefde aan te staan.
Ionge Dogter
Daar is dan mijn hand Minnaar,
En daer [...],
Dat ik u stont vaste min,
Late tot my in
Is het nu u sin,
Laet u my uwe treuw ook sien,
En wilt deselve bien.
Iongman.
Leefste lief daer is het pand,
Neemt het vrolijk mijn hand,
Eerder sal de son en maen
Vaste blyven staen,
Eer ik sal afgaen,
U o over schoone bloem,
Die my maeckt u breydegom,
Maek nu kronen voor de Bruyt,
Jong gesellen tot besluyt,
Vlegt een krans van Llauderier,
Met een fraey geswier
Voor dit nobel Dier,
Komt en ciert de Bruylofts Saal,
En verkent u altemaal.
|
|