De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Voys.
BEsneeude Velden doorluchtige Boomen,
Aanhoort mijn klachten die ick doe,
Ruysende Beeckjes en vlietende stroomen,
Neemt acht op ‘t geen dat mijn klagen doet,
Ach Hemels blaauw u tintelende lonckjes,
Ach silvere Maan en verduystert u glans
Gy die in liefde schier leyd verdronken,
Ach Cupidootje hoe quest gy de Mans,
Het is’er geleden weynig dagen,
Mijn oog viel op een Venus beeld,
Zedert dien tijd heb ik ‘er gedragen
Een smert, die mijn’er gestadig quelt,
Want al mijn sinnen en gedachten,
Ach ach hoe sal het noch vergaan,
Ik sal van liefde haest heel versmachten
Eer dat de vloed opdroogt mijn getraan.
Als Venus met mijn vergulde stralen,
Gedoocke lag in de Oceaan,
Quam my daar in mijn sinnetjes malen
Als ik lag op het Dons der Zwaan,
Marcellus komt my gestadig ontrusten
En scheld my voor een Venus potret,
Klagende ben ick in ongenuchten,
| |
[pagina 81]
| |
Als ik mijn eensaam vind op het bed.
O groote God wat heb ik misdreven
Dat ick moet sitten hier alleyn,
Ik verslijt eylaes in droefheyt mijn leven,
En in gestadige quelling en pijn,
Ik stort vergeefs mijn droevige klachten
Ach wat leef ick in zware nood,
Heb ik nog meerder droefheit te verwachten,
Ik was veel liever gestorven de dood.
Genade, genade, ach Venus Soontje,
Aanhoord mijn klachten die ick hier doe,
Ik sal voor mijn lief gaen vlegte een kroontje
En haar gewillig gaan vallen te voet,
Ter eeren van onse mede-doogen,
Om dat gy mijn verlost hebt van pijn,
Ick sal voortaan u na mijn vermogen,
U altijd schuldig en dankbaar zijn.
|
|