De nieuwe vermeerderde Haagse joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje(1717)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Haagse Joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Minne-Klacht. Op een aengename Voys. BEsneude velden gevlogten Boomen, Aenhoort de klagte die ick hier stort, Ruysende beken vlietende stroomen, Voor een die mijn tot klagen port, Hemels blaeuw met u glinsterende flonken Ach Silver Maen verduystert u glans, Voor een die in de liefde leyt verdronken, Ach Cupido hoe quest gy de Mans. ‘t Is nu geleden maer weynig dagen, Mijn oog viel op een Venus beelt, Sedert dien tijdt so heb ick gedragen, Een smert die mijn gestadig speelt, Door al mijn sinnen en mijn gedachten, Ach ach hoe salter met mijnder nog gaen Sal ick der noch langer moeten wagten, Eer dat de vloet droogt van al mijn getraen. Die snagts als Febus gulden stralen, Gedoocken zijn in de Osiaen, Quam sy my in mijn sinne male, Daer ik lag op het dons der zwaen, Morfus die komt mijn gestadig ontrusten, En stelt mijn voor haer Venus portret, Slapende ben ick verdroncken in lusten, Maer wacker zijnde alleenig op ’t bedt. Ach mijn Godin ick heb uwe toeren, Op mijn geladen door mal gezwier, Ik roemde geen Godheyt was oyt geboren, [pagina 71] [p. 71] Die mijn ontsteeken kon in minne-vier, Maer laes mijn dwase suffernijen, Die zijnder gesmolten als was voor ’t vier, Gy doet mijn door u son so hoog bestrijen, Dat ick moet roepen al om quartier. Genade, genade kleyn Venus-zoontje, Aensiet mijn zwackheyt en dapper wigt, Ik sal voor Diana vlegten een Kroontje, En de Muse doen maken een gedigt, Ter eeren van haer medogend oogen, Dat sy mijn verlost heeft uyt dees pijn, Ick sal voortaen naer-al mijn vermogen, U eeuwig danckbaerheyt schuldig zijn. Vorige Volgende