Het nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter
(1678)–Anoniem Nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 94]
| |
Stemme: Roemwaerde Koningin.
BEgaefde Karileen,
Die al mijn klacht en suchten
Bekent voor genuchten,
Heb ick alleen
Niet als een waerde Minnaer aengebeen?
Hoe vaeckmael heb ick neer geknielt,
Voor u, mijn Ziel, die mijn in handen hielt,
Volmaeckten Engel, die door liefde strengel,
Nu mijn Ziel ontzielt.
Behoorlijcke Son,
De straelen van u oogen
Vol van mededoogen, Doen u Celadon
Verdrenckte in een serpe trane Bron;
Noch noyt volpresen Engelin,
By u te zijn ontbreeckt ons niet als min:
Sal u schoonheyt dragen, Want Phebus wagen
Heel ten Hemel in.
Goddinne, waert gekroont,
Hoe geestigh zijn u leden
Van natuer besneden,
Waerde in de schoont,
Haer proefstuck heeft alleen aen u betoont
Het root dat op u wangen speelt,
Spruyt uyt de gront van sulken lely-beelt,
Ja selfs de Rosen, Die van schaemte blosen,
Die ontsien u Beeldt.
Aenbiddelijcke Maeght,
Ick offer u mijn klachten,
Wilt mijn niet verachten,
Waerom soo geplaeght,
Daer gy mijn lijden, in u oogen draeght:
Ick bid u neemt mijn quellingh af,
Want u wreetheyt valt mijn veel te straf,
Ick sal u minnen, Met hart en sinnen
Tot het droeve graf.
|
|