Het nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter
(1678)–Anoniem Nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Stemme: Ma Cyprine, Ma Divine.
Thirsis.
ACh! Clorinde, Mijn beminde,
Al mijn lust en levens vreught,
Ziels-Vooghdesse,
Richt-Sniers Cesse,
Die mijn droeve Ziel verheught.
Laet uw’ ooren, Mijn klacht hooren,
Dien ick voor u altaer stort,
Want mijn klagen,
Zijn maer plagen,
Die mijn Levens-draet af kort.
Laet u wesen, Als voor desen,
Toonen eens haer soet gesicht,
Al mijn suchten,
Gaen dan vluchten,
Daer de middagh Sonne-licht.
Wilt doch enden, Mijn ellenden,
Ach! Clorinde levens-vreught,
Ziels-Vooghdesse,
Richt-snoers Cesse,
Ay mijn droeve Ziel verheught.
Clorin.
Wat baert klagen, Geen behagen
Schep ick Thirsis, t’zijn een vrouw,
Minne-vlagen,
Sijn maer plagen,
Die soo menigh brenght in rouw.
Eensaem wesen, Wort gepresen,
En oock ’t leven sonder Man,
Bangh sien, knorren,
| |
[pagina 57]
| |
Stadigh morren,
Daer ben ick een vyandt van.
Thir.
Wel Clorinde, Ziels beminde,
Soo ick u soo noemen derf,
Ach! o schoone,
Wilt my toone
Liefde, voor al eer ick sterf.
Beemd’ en Boomen, Ja de Stroomen
Tuygen zijn mijns trouwe min,
Hagel-buyen,
Noort en Suyen,
Oost en west, wie dat ick bin.
Laet versachten, Uw gedachten,
Toont dat gy genegen zijt,
Nymph gepresen,
Te genesen,
Dien, die u soo minn’lijck vleydt.
Clor.
Al het kermen, En het swermen,
En de suchten die ick stort,
U niet baten,
Wilt my laten,
Eer ick selfs mijn leven kort.
Thir.
Goede Goden, Send u Boden,
Die dan korten mijn ellend,
Ach! Clorinde,
Die ick minde,
Doodts-lot is mijn laetste endt.
|
|