Opdracht aen de lieftalige Zangers, en vermakelijke Juffertjes.
TOT noch toe hebbe ick dese meenighte van Nieuwe Macrollen (van verscheyde Messieurs my ter handt gestelt) op-gehouden: dewelcke my door een algemeene en stercke aenradingh als nyt de handen geruckt zijn, om de menighvuldige nieuwe Voysen, als hedendaeghse Gezangen, die nooyt met den Druck gemeen gemaeckt waren, de selve in ’t licht te brengen. Versoeckende de Vrolijcke Geesten en Bevallijcke Juffertjes, datse dese Clioos hernieuwde Cyter aen hare Speelgenooten gelieven bekent te maken, sy sullen sonder twijffel U.E. vreughd-lievende Hartjens vervrolijcken, en de verdrietigheden der lange Avonden doen verdrijven.
Vaert wel, en Zinght met vreughde.