Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus(1740)–Anoniem Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] 52. Liedeken. De leelyckheydt, en schaede van de sonde. Stemme: c'Est l'amour, qui nous menace. 1.[regelnummer] LEt eens, Mensch, hoe dat de sonde Ons berooft van t'eeuwigh goet: Menigh Ziel heeft sy gebonden, Die voor eeuwigh branden moet. Aen de Engels is ontnomen Door de sond' hun schoon gelaet: Dees schoon Geesten syn gekomen Tot een schroomelycken staet. 2.[regelnummer] Sonde deed' het al verdrincken Door den grooten water-vloedt; Sodoma door t'vier versincken; Siet, wat dat de sonde doet: Heele Dorpen, heele Steden, Heele Rycken syn vergaen: Vraeght gy my hier van de reden? Dit de sonde heeft gedaen. 3.[regelnummer] Die den Heer had' uyt-verkoren, Voor syn volck had' op-gevoedt, Hebben door dit quaedt verloren Ryckdom, Leven, Ziel, en Bloedt. [pagina 81] [p. 81] Waer door Pest', en Oorloghs plaegen, Waer door komt den dieren-tydt? Waerom soo veel straf verdraegen? Alles aen de sonde wyt. 4.[regelnummer] Maer het meest naer soo veel stryden, Om de sond' ellendighlyck Torment op torment te lyden, Godt te derven eeuwighlyck. Wilt gy, Mensch, dit wel bemercken, Gy sult beven tot uw' baet; En men sal in all' uw' wercken Sien, dat gy de sonde laet. Vorige Volgende