Een nieuw lied,
Naar eigen Melodie.
1.
Stille Nacht in donkele schatten,
dekt myn gezicht ten laatsten maal
Morgen leg ik in doods debatten,
Uitgestreeken in leeven en taal.
2.
morgen gaan wy voor onze broeders
Voor het vaderland in den stryd,
Maar ach! veele komen niet weder
Waar zig vrind en vriend verbleid.
3,
Menig kindje leid in de armen,
Van zyn moeder en voelt niet haaren smert,
Zy schreeuwt: Hemel! hebt doch erbarmen,
En drukt hem vergeefsch wel aan haar hert.
4.
Vreugdig springt en vraagt een monter knaapje,
Moeder komt niet onzen Vader bald
Arm kind! u vader legt in 't grafje
Zyn oog ziet niet 't Zonnen straaltje.
5.
Meisjes denk niet meer aan de banden,
Want de liefde slommert al in het Graf,
Denk niet meer aan uwe Hoogtyds dagen,
die de jeugd uw eertyds gaf.
6.
daar legt al eenen held met zand bedekt,
Tot weezen is het meisje en de knaap,
daar leid ook een Zoon ter dood gestrekt,
die d' Ouders eertyds het Brood eens gaaf.
7.
droevig, droevig gaat het onze broeders,
Hier en daar als kreupel wandelen zy,
Onze pligt is 't evenwel weder,
moedig zynen vyand gaan voorby.
8.
En strekt my des vyands kogel neder,
dwingt myn geest zich vreugde snel
Hier namaals zien wy ons dan weder
daarom vrienden leeft eeuwig wel.
Te Amsterdam, by J. WENDEL, op de angeliersgragt.