Het nieuwe Princesse liedt-boeck
(1682)–Anoniem Het nieuwe Princesse liedt-boeck– AuteursrechtvrijOf het Haeghse spelde-kussentje, bestoocken met schoone nieuwe luyeren, kapproen ende kraecke-beentjes, midtsgaders het Amsterdams Volewycks-schuytje
[pagina 44]
| |
Voys: Le fort de Schien.
HOe quelt de min, Gestadig mijnen sin
Om een schoon engelin,
Waer op mijn droef gedacht
Speelt stadigh dagh en Nacht,
Ik voel mijn bange ziel in liefde woelen
Nog wil de schone mijn smert niet voelen,
Schoon ik haer klaegh,
Mijn liefden alle daegh.
Haer soet gelaet, My als den blixem slaet
Die my in 't diepste gaet
Van mijnen hertsen gront,
En quetst my sonder wont,
Want haer bruyn ooghjens schijnen als twee sterren
Die mijnen geest in hare glans verwerren,
Dat ik my vint, Heel in de liefde blint.
Ik seg vol pijn/ Lief toont my u aenschijn
Wilt my genadigh zijn
Gedooght niet dat ick sterf,
Voor ick u Trou be-erf
Gy zijt te soet mijn Engel mijn beminde,
In u is geen wreetheyt tog te vinde,
Maer ick verwacht,
Van u troost voor mijn klacht.
Getuigt met spoet, Gy snellen watervloet
Hoe ik haer val te voet, En smeek om gena
Gestadig vroeg en spa,
Ick neem den heelen Hemel tot getuygen
Dat ick als Slaef my voor hear neer wil buygen,
En voor en naer, Wil blijven haer dienaer.
Seer langen tijt, Heb ik haer nu gevrijt,
Sy die mijn hert doorsnijt,
En sal die aen mijn pijn
Noyt geven Medicijn,
Sou ik van Wanhoop in dit treure blijven
Soo soud ick op mijn Graf dees woorden schrijven,
Dat een Goddin,
| |
[pagina 45]
| |
Deed sterven my van min.
Dog nu ik leef, Ick my haer overgeef,
En in de hoop ik zweef,
Dat sy my in haer schoot,
Sal hoeden voor de doot,
Ach soetsten engel wilt my dan ontfangen,
Dat ick ons trou prent op u roode wangen
maekt my u man, Of laet my sterven dan.
|
|