Het nieuw Amsterdams minne-beekje
(na 1679)–Anoniem Het Nieuw-Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOf het thee geselschap der Haaghse jufferen
Stem: O grote Godt wat heb ik misdreve.
BErst Bracke Tranen en wilt vlieden
Besproeyt het Hert van mijn vrindin
Dat als een Steen leeft sonder min,
Doet dat als was eens smelten en sieden
Op dat mijn Hertje medecijn,
Van u mach verkrijgen voor mijne pijn.
Cupido die mijn hout beteugelt,
Dat mijne Jeught verdwijnt als hoy,
| |
[pagina 24]
| |
Moet ick u dan sijn tot een proy,
Hoe hout gy mijn soo strengh gevleugelt
Soo dat ick om mijn Galathee
verdwijn als de sneeu voor de zon doet mee.
Spant dog u Boog, en wilt door booren
Haer Hert verkout gelijck een Ys,
Op dat u kracht die sy misprijst
Haer onvoorsiens magh komen te vooren
Op dat haer killigh Hert versacht,
Die nu opgeblasen de Min veracht.
Maer te vergeefs sijn al mijn klachten
die haer mijn vierigh herte biet,
die sy gelijck een Pest oock vliet,
Schoon ick by dagen en by Nachten
Ga zwieren om en voor haer deur,
Zy wil daer nogtans niet eens kome veur.
Wat magh hier van de oorsaeck wesen,
Ben ick te plomp, of schief, of scheel,
Te Out, te Jonck, of boers of heel
Of oock te grof of schrael by desen:
Waer door sy wallight soo van mijn,
Dat verdubbelen doet mijn Ziel haer pijn.
Doch hoe sal kout met heet beklijven,
Want ick soo veel te heet wel bin,
Als weer te kout is uwe min
Dat mijn de Ziel sal doen ontlijven,
En smelten in sijn heete gloet,
Dat niet als u killigh hert mijn aendoet.
Vaert wel dan wreede minnaresse
Nu dat u gunst mijn hoop af-snijt,
dat mijn een ware Graft bereyt
Nu gy mijn vryheyt hebt als voogdesse,
Want ick u Min schoon ick niet wou,
dat nu doet verhaesten mijn doot als nou.
Op mijn Graft sal ick doen graveeren,
Galathee daer mijn Oogh op viel,
Galathee wegh ruckten mijn Ziel,
Galathee dee mijn Lichaem uyt teeren,
Galathee bracht mijn in dit Graf,
Galathee te minne was my een straf.
|
|