Het nieuw Amsterdams minne-beekje(na 1679)–Anoniem Het Nieuw-Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijOf het thee geselschap der Haaghse jufferen Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Singt en queelt, en laet u keeltjes klincken; Dan sult gy Thee met al dees Juffers drincken. Voor-Reden Tot de Lief-hebbende Sangers. SOete Maeghden, Jonge Gasten. Die u Vrijsters dick toepasten Met een Nieuwe Snaeckery: Als een Nieuwe Oorloghs Trommel, Of Mars en Venus Gedommel, Oock een Haeringh-Buys daer by. Een Makrol, een Vodde Wijfje, Met een Lapmant tot gerijfje. Een Cupidoos Minne Vlam, En meer and’re Snorrepijpen, Die ghy in de Handt deê nijpen Van u Liefje, dat sy nam. In soo veel verwarmt Potasy Niemant schier meer had Corasy, Ja tot Walgens toe geblust Aen de Stem, Gehoor en Zangen, Dat een Yder deê verlangen, En na Varsche Spijs kreegh lust. Dus kom ick een THEE opdragen Aen de Amsterdamsche Maegen, Die den Indiaen ons Schenckt: Dese sal u weêr verfrissen, En veel Rariteyt opdissen, Die de Dufsheyt van u wenckt. Door veel soete Minne Vooysen, Van de Minnaers vol Cortooysen, Mey, en Herders Deuntjes vry, Snaeckeryen oock daer neven, En wat waerdigh dient geschreven, Oock wat uyt de Weyery. Wilt hier meed’ wat Asem halen, Om Melancholeuse qualen Uyt te Bannen door dees THEE: Kipt dan uyt dit MINNE-BEECKJE Dat u nut dient tot een Streeckje: Vaert dan wel, en leeft in Vree. U E: Dienaer, J.K. Vorige Volgende