De nieuwen Haagze Parnassus Maagden-Berg
(na 1711)–Anoniem De nieuwen Haagze Parnassus Maagden-Berg– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Hoe geern was ik by dy,
Als ik den ouden kouden man aensie,
Hoe seer bedroef ik my.
Als ik den ouden kouden man aensie,
Met sijnen grijsen baert,
Soo beven al mijn ledekens,
So seer ik ben vervaert.
Als ik om hem gae peynsen,
En om hem peynsen moet,
So rollen my mijn tranen,
Van mijn hooft al tot mijn voet.
De tranen die dat meysje weende,
Die deden den Ruyter wee;
Sy vielen hem op sijn herte
Veel kouder dan de snee.
Sy vielen hem op sijn herte
Veel kouder dan het Ys;
Mijn liefken is ter schoolen geleyt,
Ter schoole van Parijs.
Schoole seyde sy schoole van Parijs,
Ik wou dat gy stont in brant,
En dat ik met mijn oversoete lief
Sou varen na Engelant.
Schoon lief als gy na Engeland vaert
So set op uwen mast,
Maer een so bloeyend' Ryseken,
Dat ik u kennen mach.
Met een soo bloeyend' Rijseken,
Wat soud ik daer mee doen?
Pluck ik van u een bladeken,
Van dit jaer wort gy groen.
Pluk ik van u een bladeken,
So kleynen bladekijn,
Dan most ik dat lieve lange jaer
U eygen byslaep zijn.
|
|