De nieuwen Haagze Parnassus Maagden-Berg
(na 1711)–Anoniem De nieuwen Haagze Parnassus Maagden-Berg– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
De Bruygom by het oog gevangen;
Door lieve Oogjes van de Bruyd,
En blijft aen 't eerst belonken hangen;
Van zijn geagte vreugt besluyt.
Hy vergt hem selfs om niet t'ontvlugten;
Het snedig Pijltje dat hem wondt,
De smert dee hem medogent zugten;
En trok de plaister uyt haer mondt.
Het vriendelijk Ja bekroop de lippen;
En 't vloog'er met een bloosjen uyt,
Daer gaet de lieve vryheyt glippen;
Van onsen Bruydegom en Bruyt.
Nu wijk de ontspoet van u drempel;
En Spring voor by 't gewijd gebou,
Gerekent met den schoonen stempel;
Van Huw'lijx vree en wette trou.
Kom Vrienden helpse vaerdig binnen;
Dat ik een woord ten besten spreek,
't Is maer om gunst en tijt te winnen;
En (regt geseyt) mijn hert word week.
Wie weet sou 't mijne beurt eens weesen;
Hoe dat ik hygen sou te rust,
De vlam in 't Kussen opgereesen;
Wort op het Kussen best geblust.
Nu sullenw' immers vrinden scheyden;
Geliefjes 'k heb u Woort gestaen,
Nu goeden nagt, ga met u beyden;
En komt'er met u drien van daen.
|
|