Een nieuw lied van een klagend jongman. Of tegenzang van het meisje als haar moeder
(ca. 1810)–Anoniem Nieuw lied van een klagend jongman Of tegenzang van het meisje als haar moeder, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Op dezelfde wys.
1.
Van daag was ik net twintig Jaar,
Dus in myn beste bloem van 't leven
Koket van Kuif en à la Brutus Haar,
En wat natuur nog meer kan geven
Hoe klaagt gy dan om 't mingenot,
Och neen, ik spreek uw doch wel nader,
Ik klaag om dat ik was een zot,
Ik ben een jongman als myn Vader.
2.
Myn oudje trouwde met een Meid,
Die was voorzien van ronde schyven
Hy hield zich by zyn Wyf altyd,
Dus kon hy ook het Heertje blyven
Hy sprak nog maar gebroken Duitsch,
Ik spreek Latyn en Fransch te gader,
Ia zelfs nog Italiaansch incluis,
Ik ben een Knaap meer dan myn Vader.
3.
Myn Beenen staan na de Cadans,
Daar by heb ik twee frissche kuiten,
Ik zing een Aria in 't Fransch
Zoo kan de Nagtegaal niet fluiten.
'k Heb oogen zwart gelyk een git,
En bakkebaarden vry wat zwaarder,
'k Ben een jongen als myn Vader.
4.
Ik draag op myn rug geen bult,
Ik ben wel ruim zes voet gemeten,
Myn Vest dat is niet opgevuld,
Maar alles houd by my de breedte,
Van top tot teen ben ik een man,
Ik kan Meisjes streelen al te gader,
En denk dat ik nog meerder kan,
Ik ben een Iongen als myn Vader.
5.
Wel hoe kryg ik dan geene Vrouw,
o Ia! dat zal ik u vertellen,
Want dit, dat is toch juist het naauw,
Daer myn de Schoen 't meest komt kwellen,
Ik [heb] 'er wel een stuk of vier,
Zy wegen vry als ik wat zwaarder,
Maar zyn glad gelyk een mier,
Ik ben een Iongen als myn Vader.
6.
Den een' moest Kermis uit haar huur,
De tweede durft zig naauw vertonen,
De derde kykt al pynlyk zuur,
De vierde kan by niemand wonen,
'k Heb dag en nagt van haar geen rust,
Zy roepen alle vier te gader,
Heb gy ons zoo gestreeld, gekust,
Jy bent een Iongen als je Vader.
7.
Dat is het dat my dagelyks kwelt,
Wel heb ik dan geen stof tot klagen,
Zoo'n vier Matresjes zonder geld
Die kunnen je toch drommels plagen
Had ik er maar een uit gezogt,
In eer en deugd, van geld wat zwaarder,
Ik had my niet te laay bedocht,
Ik was een Iongen als myn Vader.
|
|